Weerstand en veerkracht zijn twee kanten van dezelfde medaille en komen in alle systemen (natuur, mens, organisatie, maatschappij) voor. Weerstand heeft veelal een ‘afstandelijke’ grondtoon (verzet, koppig, eigenwijs, rigide) en veerkracht een ‘oplossende’ (flexibel, zoekend, elastisch, creatief). Weerstand is incasseringsvermogen, veerkracht herstelvermogen.
Veerkracht is meer dan het vermogen om te herstellen, de vorige stand weer in te nemen. Weerstand toont het vermogen om een ‘last’ (dreiging, gevaar, klap, verlies, ramp) te dragen, terwijl veerkracht het vermogen toont om ‘iets’ met die last te doen. Weerstand is overleving en het blijft bij het ‘oude’, soms met een ‘deukje’. Veerkracht is reactie en brengt een ‘toegevoegde waarde’.
Een maatschappij is een verzameling door instituties gereguleerde en daarmee afgebakende samenlevingen of groepen (al dan niet geordend in vrij/onvrij, rang, stand, geloof of klasse). Leden van een maatschap(pij) worden geacht de maatschappelijke regels te volgen en helpen die in stand te houden. Een samenleving bestaat uit een groep, een systeem – min of meer geordend – door de interacties tussen de leden van die groep. Bij geboorte is men automatisch lid van die samenleving. Eerst door registratie en acceptatie wordt men lid van een maatschappij. Als een maatschappij een diversiteit van samenlevingsvormen op een gelijke wijze beschermt, hebben alle leden van die samenlevingen/groepen baat om de maatschappij in stand te houden.
De vraag op welke wijze een maatschappij, meer in het bijzonder de overheid als toezichthouder en bestuurder van de maatschap, op de juiste manier de leden van groepen/samenlevingen kan beschermen is een oude vraag. Plato schreef al over Politeia, gevolgd door Nomoi. De Verlichting bracht het emancipatie ideaal: vrijheid, gelijkheid, broederschap.
Maatschappelijke bescherming van groepen veronderstelt een welomschreven set aan waarden en normen, die door alle groepen binnen die maatschappij worden gedeeld, dus ook geleerd moeten worden. Opvoeding leert het belang van ‘vrij van willekeur’ en ‘gelijkheid’ met respect voor iedereen. Empowerment geeft een stem en bevordert dus ook ‘vrijheid van meningsuiting’ – indien een mening geen willekeur is – ,waarbinnen de wetgever toeziet of ‘respect voor iedereen’ in de mening niet wordt aangetast. Bevordert dit systeem de veerkracht van de maatschappij of wordt juist het engagement voor de eigen zaak gestimuleerd? En op welke wijze bevordert de toezichthouder die veerkracht?
Volgens Edwards (Resilient nation 2009) is de rol van de overheid beperkt om een veerkrachtige maatschappij te realiseren, omdat er geen one-size-fits-all is. Algemene richtlijnen en maatregelen kunnen de veerkracht van (sommige) groepen ook belemmeren. Wat is dan nodig voor een beleid dat veerkracht (‘resilience’) van een maatschappij bevordert?
Een ‘veerkrachtige samenleving’ moet de toekomstbestendigheid van de maatschappij versterken, zo schrijft het Ministerie van OCW in 2018 in de Wetenschapsagenda. De ‘veerkrachtige maatschappij’ komt na de ‘participatie samenleving’ zonder nadere analyse in hoeverre die participatie samenleving wel of niet is geslaagd en waarom dan wel/niet. Dat zou een ‘leermoment’ kunnen zijn om de vraag ‘wat is nodig voor een veerkrachtige maatschappij?’ te beantwoorden, maar beleidsmakers gaan leermomenten veelal uit de weg; de waan van de dag regeert.
Bij zo een leermoment zou ook de vraag beantwoord moeten worden of het om maatschappij of samenleving gaat. Participatie is essentieel voor een samenleving, sterker nog: zonder participatie is het geen samenleving. Samenlevingen zijn ook veerkrachtig door de – per definitie gegeven – interactie tussen groepsleden. Een ‘veerkrachtige samenleving’ is geen probleem; de samenleving vindt altijd een uitweg, goedschiks of kwaadschiks. Het gaat om een ‘veerkrachtige maatschappij’! Stelt de wetenschapsagenda 2018 een verkeerde vraag? Daar lijkt het op.
Terecht stelt de Wetenschapsagenda, dat het cruciaal is bij sociale, culturele en economische, maar ook bij ecologische, medische en technologische uitdagingen de kracht van samenlevingen een onmisbare fundament is. De vraag is echter hoe de maatschappij zo veerkrachtig kan worden, dat ook samenlevingen deze rol op zich willen en kunnen nemen. Er is veel onderzoek, dat aantoont dat burgers die deel uit maken van een veerkrachtige samenleving of groep (sociaaleconomische klasse, meerderheidsgroep) een hogere kwaliteit van leven hebben dan burgers, die daar van zijn buitengesloten. In de niet veerkrachtige maatschappij krijgen de buitengeslotenen de klappen; ze zijn/voelen zich ‘weerloos’ en maken zich ‘weerbaar’ tegen de ‘elite’. Nodig is een maatschappelijk fundament, dat alle burgers niet alleen de mogelijkheid van verweer geeft, maar ook toegang tot veerkracht. Er is enige evidentie, dat in ‘veerkrachtige maatschappijen’ burgers, ongeacht de samenleving of groep waar zij deel van uit maken binnen die maatschappij, langer en gelukkiger leven. Dat maakt het de moeite waard om de juiste vraag te stellen!
De overheid verdient een compliment wanneer in de Wetenschapsagenda wordt gewezen op het grote belang en de enorme potentie van een ‘veerkrachtige maatschappij’: ”……. resilient societies zijn in staat schokken op te vangen zoals die ontstaan als gevolg van migratie, klimaatverandering, nieuwe technologieën, sociaal-culturele diversiteit en geopolitieke verschuivingen. Ze hebben ook het vermogen om beter te anticiperen op toekomstige uitdagingen en lange termijn consequenties; lokaal, nationaal en mondiaal. En ze vinden nieuwe evenwichten, zelfs in een instabiele context, zoals de huidige.” Om dit waar te maken, moeten wel de juiste vragen worden gesteld. Of heeft de ‘elite’ geen belang bij het antwoord op de juiste vragen? Kan één compliment op ‘complimentendag’ de overheid voldoende veerkracht brengen om een andere vraag te stellen? De weerstand zal krachtiger blijken.