November 1987 verscheen ‘Grensverkenningen’ – nee, niet over vluchtelingen – een studie naar de relatie thuiszorg en ziekenhuizen/verpleeghuizen. De verkenning maakt duidelijk dat thuiszorg veel vermag: voorkomen van opname, versneld ontslag, iets waar patiënten ook voor open staan indien zij keuze (zouden) hebben. Thuiszorg kan zorg op maat leveren. Er gloorde een mooie toekomst voor thuiszorg. Er was nog één probleem: de samenwerking tussen gezinsverzorging en wijkverpleging. Dat probleem werd voortvarend ter hand genomen door zakenlui, die brood zagen in de zorg. De ‘thuiszorg’ was er in 1993, geplaveid met overheidssubsidies, met als doel samen – groot – groter – grootst op de zorgmarkt en als resultaat een villa in Zwitserland en faillissementen binnen 20 jaar. Gezinszorg en kruiswerk waren ontmanteld, het miljoenen kapitaal ‘gestald’ in stichtingen. Het duurde nog twintig jaar tot die stichtingen samengingen; de miljoenen worden inmiddels anders (Else) in gezet.
Een maand later verscheen de studie ‘Gezinsverzorging, een alternatief voor het verzorgingstehuis?’. De uitkomsten toonden evident de substitutie rol van de (toekomstige) thuiszorg , als alternatief voor het verzorgingstehuis, maar dat moest voorzichtig geformuleerd worden. Institutionele bejaardenzorg was nog ‘heilig’ (ook al waren daar de zakenlui inmiddels binnen) en de koepel op de verzorgingsstaat. Vandaar het vraagteken in de titel van de studie.
De studie doet twee beleefde aanbevelingen: een onderzoek met als vraag ‘ hoe sterk de zorgbehoefte bij de thuiswonende bejaarden (toen nog een beschaafde, gewaardeerde categorie burgers) over de jaren toe neemt’ en experimenten met substitutie om na te gaan wat de precieze effecten zijn en de wijze van samenwerking tussen mantelzorg, thuiszorg en intramurale zorg vorm te geven. Dat zou én inzicht geven over de belasting en belastbaarheid van mantelzorg (en daarmee in de continuïteit van informele zorg) en de rol van professionele zorg daarbij én protocollen voor samenwerking tussen informele en formele zorg opleveren. En dat alles zou ook duidelijk maken hoe lang/ver thuiszorg kon (inhoudelijke en financieel). Niettegenstaande deze aanbevelingen was de overheid – met steun van zorgzakenlui – inmiddels begonnen de koepel van de verzorgingsstaat te slopen. Niet de overheid, maar de markt zou gaan zorgen voor kwetsbare mensen! Verder onderzoek was niet nodig: immers, de markt werkt altijd. Voor zorgbehoeftige burgers werd het een sprong in het duister.
Dertig jaar lang zijn de aanbevelingen uit die studies – op één na, die over substitutie experimenten – genegeerd. De substitutie-experimenten, gestimuleerd door enkele betrokken ambtenaren van VWS, toonden aan dat de kwaliteit van zorg en de vraag naar zorg niet veranderden indien zorgbehoeftige burgers via thuiszorg werden ondersteund. Onduidelijk bleef in hoeverre er sprake was van kostenbesparing en de mate van verandering in belasting van mantelzorgers. Daarmee bleven vragen over haalbaarheid en financierbaarheid in de toekomst op tafel liggen. De overheid keek weg, op weg naar een logische vervolgstap op de ingeslagen weg: het persoonsgebonden budget (PGB). De zorgbehoeftige burger kon zelf met een voorstel komen voor de (vorm van) zorg, die haar/hem het beste paste. En het maakte de burger (mede) verantwoordelijk voor de gekozen zorg. Uit de evaluatie van de experimenten, die aan de invoering van het PGB vooraf gingen, bleek dat de ‘bewakende instantie’ voor het PGB alert moest zijn op fraude, maar dat het – onder voorwaarden – kon. Zo geschiedde.
De grensverkenningen zijn 30 jaar geleden begonnen. Inmiddels is een grens verlegd. De overheid heeft – voorbijgaande aan bestaande kennis, inzichten, ervaringen en adviezen – stap voor stap maatregelen genomen die zorgbehoeftige burgers buiten en in de kou zetten. Het ‘hoogtepunt’ kwam in 2013. ‘Wij hadden geen keus’ zei partijleider Samson van een regeringspartij twee jaar later. Politici hadden echter wel keus, zorgbehoeftige burgers niet (meer). Zorgbehoeftige ‘ouderen’ kunnen niet meer naar het verzorgingshuis, terwijl op de thuiszorg wordt bezuinigd (nadat de zakenlui met de buit waren afgereisd; ‘de markt werkt altijd’, maar tegen welke prijs?), de al dan niet bestaande mantelzorg wordt verantwoordelijk gesteld voor opvang zonder een gedegen analyse van haalbaarheid, kwaliteit, veiligheid, belastbaarheid etc. Gemeenten, moeten er namens ‘Den Haag’ iets moois van maken zonder de benodigde expertise en voldoende middelen. Een nieuwe groep ‘zakenlui’ heeft zich in deze ‘transitie’ op het PGB gestort en zijn inmiddels ook de grens over.
Dertig jaar geleden is begonnen om de verzorgingsstaat te verbouwen. Het zou een samenhangend, evenwichtig, doeltreffend en doelmatig systeem worden voor zorg aan kwetsbare burgers. Daarbij werd ook gedacht aan de inzet en betrokkenheid van de burgers zelf (wat decennia later de participatiemaatschappij moest worden, maar waar twintig jaar niets aan werd gedaan). Vanuit het veld en wetenschap zijn vele bouwstenen aan gereikt om tot zo een systeem van zorg te komen. Deze bouwstenen zijn door de overheid en haar dienaren systematisch genegeerd en waarschuwingen zijn in de wind geslagen. Het werd geen verbouwing maar afbraak met als dogma ‘de markt werkt altijd’. Daarmee is in Nederland een grens verlegd: de (oude) burger in nood kan niet meer rekenen op (de vroeger beloofde) ondersteuning vanuit de overheid. Diezelfde burger heeft decennia lang zijn morele plicht gedaan, solidariteit betoond, bijgedragen aan een zorgzame samenleving en is in ‘zijn Nederland’ blijven wonen. Welke overheidsdienaar durft – na het uitgezette beleid in de laatste decennia – nu nog te spreken over ‘waardigheid en trots’?