Het aanzien van de wetenschap staat ter discussie. Al enige tijd en niet zonder reden. In de kern gaat het om de functie van wetenschap. Wetenschap heeft een maatschappelijke functie. De Koninklijke Nederlandse Academie van Wetenschappen (KNAW) wil de stem maatschappelijk (d.w.z. in ‘Den Haag’) luider laten klinken. Eigen belang of maatschappelijk belang? De maatschappelijke functie krijgt het laatste decennium veel aandacht, vooral het economisch potentiële nut van wetenschap. Volgens Frans Saris, voormalig directeur van het Energie Centrum Nederland en oud-decaan van de faculteit Wiskunde en Natuurwetenschappen te Leiden, moet de wetenschap welzijn bevorderen. Ik vraag mij af of die missie niet te ver strekt, hoe lovenswaardig deze ook klinkt en beter dan de economische doelstelling.
Hoe dan ook, aan zijn maatschappelijke functie ontleent wetenschap mede aanzien. Maar maatschappelijke bijdrage en nut zijn gevaarlijke motieven voor aanzien van wetenschap. Onafhankelijke waarheidsvinding is de kern van wetenschap.
Onder druk van ‘het economisch wetenschapsbeleid’ (valorisatie) en politieke ambities (Lissabon verklaring van de EU) staan de onafhankelijkheid noch de waarheidsvinding centraal. Daar tamboereert de stichting Nederlands Wetenschappelijk Onderzoek terecht, maar halfslachtig op (zie blog ‘Ongebonden wetenschappelijk onderzoek’ van 26 juli 2009).
Bij waarheidsvinding hoort, dat men de beperkingen van de wetenschap toont, de relativiteit van wetenschappelijke uitkomsten niet uit het oog verliest en oog heeft voor maatschappelijke risico’s of mogelijkheden van wetenschappelijke bevindingen. Wetenschap is omgaan met onzekerheid. De onafhankelijkheid maakt de relativering juist mogelijk en geeft ruimte voor onzekerheid. Het resultaatmoet niet groot of klein, hoog of laag, links of rechts zijn. Zonder relativering en onzekerheid verliest wetenschap zijn legitimiteit en geloofwaardigheid. Het aanzien van wetenschap staat dan terecht ter discussie.
Het probleem van de huidige wetenschap is zijn geloofwaardigheid, dat veroorzaakt wordt door gebrek aan transparantie. Andere belangen dan onafhankelijkheid en waarheidsvinding spelen tegenwoordig een overheersende rol bij het ‘bedrijven’ van wetenschap in de praktijk.
De praktijk van de wetenschap is, dat men om te ‘scoren’ de relativiteit van de bevindingen uit het oog verliest, over onzekerheidsmarges beperkt rapporteert en het maatschappelijk nut van de resultaten overdrijft. Zelfs de KNAW wil ‘Den Haag’ gaan adviseren. Er zijn in de praktijk twee redenen waarom wetenschappers moeten scoren.
De ene reden is dat men moet aantonen hoe ‘excellent’ men is. ‘Excellentie’ is een belangrijk criterium voor de positie (carrière, invloed, budget) van de wetenschapper. Excellentie verkrijgt men door publicaties en grote subsidies. Publicaties in een buitenlands tijdschrift, met hoge status, zijn van groter belang dan publicaties voor de doelgroep. D.w.z. er is maar een doelgroep om excellent te kunnen worden: de andere wetenschappers. De vraag ‘wat levert het maatschappelijk op’ is binnen deze redenering een foute vraag. De – natuurlijk ook excellente collega’s – citeren de publicatie, de kans daarop is groter bij publicatie in een gerenommeerd tijdschrift, en dat telt ook weer mee voor de excellentie. En omdat men excellent is verkrijgt men eerder subsidies. Omdat men zo excellent is kan vanzelfsprekend alleen de andere excellente wetenschapper over de mate van excellentie oordelen. Dat ‘recht’ op elkaar beoordelen zou kenmerkend zijn voor wetenschap. Quod non. Aannemers en musici doen hetzelfde.
De andere reden is, dat de wetenschappelijke uitkomst een maatschappelijke betekenis moet kunnen worden toegekend. Valorisatie, want voor ‘l’art pour l’art’ koopt men niets. Door aan de weg te timmeren wordt gepoogd ‘Haagse budgetten’ voor research en innovatie te beïnvloeden. Dus worden uitkomsten gekoppeld aan maatschappelijke vragen en hypes. Recente voorbeelden: de Mexicaanse griep, klimaatrapportages en screening op colonkanker. De voorgestelde maatregelen, gebaseerd op ‘wetenschappelijke bevindingen’ hebben de wereld gered, zo kaart men gewetenloos na. En men schroomt niet ‘als professor’ – vanwege de maatschappelijke functie – ‘wetenschappelijke uitspraken’ te doen over zaken, die niet tot het vakgebied van de ‘professor’ horen. De ‘professor’ prijst zelfs producten aan van het bedrijf, dat zijn aanstelling heeft geregeld.
Ook in de wetenschap keurt de slager zijn eigen vlees. De geloofwaardigheid van de ‘professor’ is daarmee in het geding. Terecht verliest de burger bij dergelijke praktijken het vertrouwen in de ‘professor’ en in ‘wetenschappelijke uitkomsten’. Wie kan men nog geloven? Niemand en iedereen. Hoe kan de burger het kaf van het koren scheiden? Niet.
De geloofwaardigheid van de wetenschap dient te worden hersteld wil hij ook een maatschappelijke bijdrage kunnen leveren. Hoe? De betekenis van de wetenschap dient beoordeeld te worden op de mate van waarheidsvinding en op de mate van onafhankelijkheid. Daarbij horen de onzekerheden, fouten en vergissingen. Echter, de huidige evaluatiemethodieken stimuleren de verloedering van het wetenschappelijk gezag door ‘peer reviews’, door selectie van resultaten en door visitatiecommissies die directe belangen hebben bij het te beoordelen instituut. Deze evaluaties zijn ‘vakspecifiek’ want alleen de expert kan de expert beoordelen. Doch juist in de wetenschap zou dienen te gelden: alle wetenschappers zijn gelijk.
Laat één onafhankelijke commissie – dus een commissie voor de gehele wetenschap – , bestaande uit personen, die verstand hebben van wetenschappelijk onderzoek én van maatschappelijkeontwikkelingen (verstandige mensen dus) en die geen directe belangen hebben bij uitkomsten of toepasbaarheid, de mate van waarheidsvinding en onafhankelijkheid beoordelen. Deze commissie beoordeelt de prestaties (waarheid, relativiteit, nut en (on)bruikbaarheid) van wat wetenschappers in Nederland doen. Actieve wetenschappers dienen evenals politici ver te blijven van deze commissie. Laat universiteiten bestuurd worden door mensen, die weten waar het over hoort te gaan in de wetenschap, de wetenschappers zelf. Laat de KNAW recente ontwikkelingen in de echte wetenschap vrijblijvend bediscussiëren zonder te oordelen; een stimulerende functie. Met dit pakket verdwijnen op termijn de perverse incentives, die het aanzien en daarmee het nut van wetenschap hebben aangetast. De wetenschap wordt weer ‘geloofswaardig’ voor de burger. Met die geloofwaardigheid is ook het gezag en de maatschappelijke functie van wetenschap geborgd.