Hij zei, dat hij kanker had:
zijn prostaat en misschien nog wat.
Klagen doen we allemaal,
vooral met zo een kwaal.
Maar was het waar wat hij zei?
Hij vertelde het bijna blij.
Eindelijk ontmoet hij zelf het spook
en dat paste in zijn positie ook!
Nu is hij zelf aan de beurt.
Nee, het is niet de ziekte die geurt.
Het zijn nietszeggende mensen,
die het beste en sterkte wensen.
Zij fluisteren ‘duurt niet meer lang’
en zijn zelf verschrikkelijk bang.
Ze kunnen/willen de waarheid niet zien
en de patiënten ook niet meer misschien.
Hij deed onderzoek over mensen met kanker .
zoekend – met hen – naar een stevig anker:
voor iedere patiënt: steun en een houvast
ter verlichting van die onbesproken last.
Geen gefluister en heimelijk gedoe.
Het is kanker: geef dat toe.
Nodig zijn: begrip, liefde en openheid.
Dat kenmerkt(e) de mensheid.
Het was een strijd tussen arts en patiënt
over wie het beste weet versus kent.
Officieel was de oncoloog het baasje
en de kankerpatiënt het haasje.
Langzaam werd duidelijk: dit kan zo niet langer;
patiënten worden niet beter, maar banger!
Het voorbeeld “ik heb K en wil verder leven”
heeft vele patiënten kracht gegeven.
De tijden veranderden en dat is goed.
Ieder krijgt op tijd een nieuwe hoed.
De oncoloog stelde: 12 maanden chemo behandeling.
Toen werd het tijd voor een stevige wandeling.
De maanden kruipen voorbij, je weet nooit, misschien ….
Na 12 zegt de oncoloog: ik wil je nooit meer zien.