In april 2010 werd in Den Haag ‘Op weg van denken naar doen’ gepresenteerd. Hierin wordt een pleidooi gehouden voor langdurige zorg waarvoor veranderingen en innovaties van verpleging en verzorging en zorg thuis nodig zijn. De veranderingsrichting wordt geschetst. Het document was opgesteld door Actiz, NPCF en STOOM.
Staatssecretaris van Rijn bericht de Tweede Kamer 3 jaar later over hervorming van de langdurige ondersteuning en zorg; een ‘beginpunt’ met als doel om mensen met lichamelijke, verstandelijke of psychische beperkingen een waardevolle toekomst te bieden. Dat waardevolle was er blijkbaar tot nu toe niet? Het is een beginpunt, geen eindpunt. Dat eindpunt ligt veel verder weg dan de staatssecretaris denkt. Misschien komt het nooit in zicht. Dat is de conclusie als we terugkijken met ”Hervorming van langdurige zorg: naar een waardevolle toekomst” in de hand
Een nieuw beginpunt is nodig – zo meent de staatssecreatris – want langdurige zorg stelt tegenwoordig ‘andere eisen’. Mensen willen zolang mogelijk thuis blijven wonen, ook als zij intensieve zorg nodig hebben. Dat zegt iets over de kwaliteit van institutionele zorg, maar dat is niet nieuw. Een nieuw beginpunt suggereert een ‘verandering’ in opvattingen over de zorg binnen de overheid, maar zit niet in de nota. Het waren de markt en de eigen verantwoordlijkheid, die (enkele jaren geleden) tegemoet kwamen aan de andere eisen en dus voor een nieuwe aanpak van langdurige zorg moesten zorgen. De staatssecretaris formuleert het nu iets ‘vriendelijker’: ‘het eigen sociaal netwerk’ wordt het eerste aanspreekpunt voor de zorg en – als meer nodig is – wordt de gemeente aangesproken en alsnog meer nodig is als wonen en zorg thuis ‘niet meer haalbaar’ zijn dan komen de instellingen in beeld. Dat is geen nieuw punt.
Ook is niet nieuw waarom het anders moet: het huidige zorgstelsel wordt anders onbetaalbaar; inderdaad vanwege de vergrijzing. Oude argumenten, oude cijfers. De markt heeft in de zorg zijn werk gedaan (kostenstijging en meer profijt voor ondernemenrs) en nu wordt het ‘anders’. Opnieuw is het beginpunt gebaseerd op onjuiste aannames.
In de afgelopen jaren zijn diverse ideeen en voorstellen gepubliceerd voor een betere langdurige zorg, die soms met dezelfde aannames als de staatssecretaris, het niet hebben gered.
De Stichting Experimenten Volkshuisvesting (SEV) pleitte in april 2011 voor: „een team, alle zorg”; ’nabije zorg door integrale wijkteams’. Waarom dat nodig was? Het bekende antwoord: de vergrijzing blijft toenemen en daarmee de vraag naar zorg, terwijl er tegelijkertijd minder zorgpersoneel beschikbaar is, aldus de SEV. De behoeften van (kwetsbare) ouderen zijn hier echter niet het beginpunt. Het gaat om een integrale wijkteams, maar die moeten wel kunnen werken. En dat gaat niet – aldus de SEV in 2011 – zonder een voldoende groot ”marktaandeel”. Dat marktaandeel is echter met de huidige marktwerking in de zorg niet te realiseren, aldus de SEV, en dus moeten/kunnen gemeenten hier hun maatschappelijke verantwoordelijkheid nemen. Maar zo vreesde de SEV, die nabije teams werken mogelijk niet efficienter. Samenhanged zorgaanbod is een gewenste oplossingsrichting, maar praktisch gegeven de regelgeving – ook vandaag de dag – onhaalbaar zoals uit geprekken met gemeenten blijkt. De staatssecretaris laat deze analyses links liggen.
In maart 2011 meldde de Nieuwsbrief van ZonMw, dat tientallen miljoenen in de ouderenzorg zijn te besparen, indien in de zorg de complexe relatie tussen ziekte, beperking en sociale context bij de keuze van de behandeling en zorg centraal zou staan. Deze conclusie trok Prof. Olde Rikkert in het interview in de Nieuwsbrief. Volgens de hoogleraar klinische geriatrie is daarmee de kwaliteit van behandeling en zorg van (kwetsbare) ouderen in het geding. Met een te ontwikkelen Zorg- en Welzijnsstandaard, die een samenhangend zorgaanbod beoogt, wordt aangesloten bij de behoeften van ouderen. Het is een stap in de goede richting, die verder gaat dan hetgeen de staatsecretaris voorstelt, maar daarmee wordt niet uitgegaan van de behoeften van (kwetsbare) ouderen, maar van het (ook noodzakelijk) samenhangend zorgaanbod.
In februari 2011 pleitte de directeur van het – toen nog bestaande – CSO in een interview in Mediator van ZonMw voor een integrale, geriatrsche blik bij de aanpak van (langdurige) zorg voor (kwestbare) ouderen. De relatie tussen sociale omgeving, ziekte en beperking en mogelijkheid tot participatie dient daarbij centraal te staan. Een pleidooi dat wijst op een brede visie op zorg. Is dat wat de staatssecreatris bedoeld met ‘het eigen sociaal netwerk’ wordt het eerste aanspreekpunt voor de zorg? Nee.
In ”Hervorming van langdurige zorg: naar een waardevolle toekomst” wordt voorbijgegaan aan lessen uit experimenten en het gedachtengoed, ontwikkeld in visies op zorg. De nota ontbeert een visie op de maatschappelijke ontwikkeling in een verouderende samenleving. De staatssecretaris stipt wel twee ’ijkpunten’ (afhankelijk van caritas versus betaalde bestrijding van eenzaamheid) aan, maar deze getuigen van een oppervlakkige analyse. Een grondige analyse dient in te gaan op de veranderende verhoudingen tussen generaties, op de nieuwe betekenis van begrippen als vrijheid en solidariteit, op de andere inhoud van contacten en sociale steun e.d.. Zorg en langdurige zorg als individuele en maatschappelijke taak en als gemeenschappelijke verantwoordelijkheid van burger en overheid dienen gebaseerd te zijn op de gewenste ontwikkeling naar een ’volwassen’ samenleving . Zonder een dergelijke visie blijft het bij een beginpunt en komt een eindpunt niet in zicht en ligt een waardeloze toekomst in het verschiet. Dat leren de analyses van de afgelopen jaren. Het advies: begin met terugkijken alvorens vooruit te kijken als het om maatschappelijke hervormingen gaat.