Verantwoordelijkheid

Bij een mistoestand (Boekarest) of ongeluk (Haaksbergen) is een van de eerste vragen: wie is verantwoordelijk. Als een politicus ‘zijn verantwoordelijkheid neemt’ is er stront aan de knikker. Bij een voetbalfeest wordt de vraag over verantwoordelijkheid zelden gehoord; alleen als de prijs onder tafel is betaald, maar dat blijkt meestal jaren later. En als iemand dan zegt ‘dat is mijn verantwoordelijkheid’ wordt bedoeld: bemoei je er niet mee !
Is verantwoordelijkheid iets negatiefs? Integendeel meent de Nederlandse overheid en roept burgers op meer verantwoordelijkheid te nemen. Dat zou beter zijn voor de burger en voor het land. Blijkbaar neemt de Nederlandse burger te weinig verantwoordelijkheid en te veel vrijheid: hij doet waar hij zin in heeft. Er lijkt een probleem tussen verantwoordelijkheid en vrijheid.

Verantwoordelijk zijn voor iets wordt gezien als een beperking van de vrijheid en dat is het ook. Als vrijheid als absoluut wordt gezien (‘ik doe wat ik wil’), ontstaat er inderdaad een probleem. Verantwoordelijkheid af leggen voor wat men doet is dan overbodig is (‘het is mijn verantwoordelijkheid’). De uitspraak ‘ik doe wat ik wil’ is onzorgvuldig’. Juister zou zijn te zeggen: ik kan doen wat ik wil, maar dat wil niet zeggen dat het mag. Verantwoordelijkheid en vrijheid zij niet twee kanten van dezelfde medaille (een positieve en negatieve kant).
Het mes snijdt hier aan twee kanten: verantwoordelijkheid en vrijheid horen bij elkaar en versterken elkaar. Een mens is vrij én verantwoordelijk. De verantwoordelijkheid geeft de vrijheid, de vrijheid gebiedt de verantwoordelijkheid.

Het begrip verantwoordelijkheid heeft – evenals ‘vrijheid’, ‘moraliteit’ en ‘zijn’ – in het maatschappelijk verkeer zijn betekenis verloren. Vrijheid en verantwoordelijkheid worden niet meer gezien als mes dat aan twee kanten snijdt. In ‘Freedom and responsibility’ geeft Bok aan dat veel mensen verantwoordelijkheid vermijden en vrijheid willen. Dat lukt, door de truc van cognitieve dissonantie: het onbehaaglijk gevoel, dat negeren van verantwoordelijkheid voor wat men doet oproept, wordt weggepoetst met een ‘beroep’ op een ‘hogere of andere instantie’: zij doen het ook (niet), zij zeggen het, of ik kan er toch niets aan doen. En ‘ze’ is dan veelal de overheid, de bankiers, de politiek, de kerk, de baas. Daarmee wordt de ‘eigen vrijheid’ ingeleverd bij de ‘hogere of andere instantie’. Afschuiven van verantwoordelijkheid is impliciet inleveren van vrijheid. Terzijde maakt dit duidelijk dat gezagsdragers een ‘zware verantwoordelijkheid’ dragen voor wat zij doen. Hoge bomen vangen veel wind.

De vraag ‘wat is verantwoordelijkheid?’ is daarmee even belangrijk als de vraag ‘Wat is vrijheid?’. De Duitse filosoof Hans Jonas formuleert ‘het principe verantwoordelijkheid’. Hij verruimt het categorisch imperatief van de Duitse filosoof Kant ‘Doe een ander niet, wat gij niet wilt’ naar ‘handel zo dat de gevolgen ervan niet in strijd zijn met het voortbestaan van het menselijk leven’. Jonas meent, dat de mensheid moet blijven bestaan, omdat de mens meer is dan de natuur. De natuur kan niet kiezen, is alleen uit op overleven, moet aanpassen of verdwijnen. De mens kan zich verzetten, heeft een keuze dankzij de ratio. De mens ‘is bewust’ (en weet dus dat hij niet zonder natuur kan?)..
De mens kan kiezen én moet kiezen. De mens kan kiezen door zijn vrijheid, hij moet kiezen vanwege zijn verantwoordelijkheid, die gebaseerd is op zijn ‘bewust zijn’. Bewust zijn betekent kennis en macht (weten en kunnen). ‘Dasein’ roept ‘Sollen’ op.

Als de mens weten/kennis en/of kunnen/macht aan de ander overlaat (die ander de verantwoordelijkheid ‘geeft’: aan het hogere gezag of aan de techniek) dan ontkent hij expliciet zijn ‘bewust zijn’. Jonas analyseert, dat de ‘afschuiving’ van verantwoordelijkheid zover gaat, dat de ontwikkeling van de techniek zich meester maakt van de mens in plaats van andersom. Kant stelde ‘goede wil’, in vrijheid en verantwoordelijkheid, als moreel principe, maar als de technologie de mens overheerst zal de ‘goede wil’ sterven. Dan zal ook de natuur opgeofferd worden. Dat is wat al gebeurt, omdat de mens zijn vrijheid niet meer koppelt aan verantwoordelijkheid, terwijl hij weet dat hij dat kan veranderen en erger voorkomen. Mutatis mutandis speelt dit ook bij verantwoordelijkheid opeisen voor iets onverantwoordelijks zoals in Parijs. Verschuilen achter en dus ‘rechtvaardigen’ via god of gebod maakt de mens onvrij en daarmee ‘onwaarachtig’. Dat blijkt steeds opnieuw. De dader eist niets op; andere instituties doen dat. Dat is geen menselijke verantwoordelijkheid, omdat alleen de mens verantwoordelijk kan zijn.
Er is inderdaad een probleem met verantwoordelijkheid, een serieus probleem, wereldwijd.

Bedoelt de Nederlandse overheid dit alles met de oproep aan de burger om verantwoordelijkheid te nemen. Het is niet waarschijnlijk, maar niet uitgesloten. Is de gang naar de stembus een morele plicht of roept de politiek daartoe op om stemmen te winnen? De steeds lagere opkomst bij verkiezingen toont aan dat die morele plicht er niet (meer) is. De verantwoordelijkheid wordt afgeschoven: ‘er verandert toch niets’ of ‘ze doen maar’. De wetgever spreekt de burger niet aan op hoe deze als mens met verantwoordelijkheid omgaat. Het wordt niet als morele plicht jegens het leven en de maatschappij gezien. Er wordt moeizaam een beroep gedaan op ‘burgerplicht’, maar niet om de burger verantwoordelijk te laten zijn, maar om aansprakelijkheid vast te stellen via de regelgeving met straf als gevolg, om bezuinigingen in de zorg te realiseren. Ongerustheid van de burger over milieuverontreiniging, grondverzakking, zelfverrijking, terrorisme – onderwerpen die het categorisch imperatief van Kant en Jonas raken – wordt door de overheid als ‘lastig’ gezien. Verantwoordelijkheid van de burger is hier niet gewenst; ‘laat dat maar aan de overheid over’. Inderdaad ‘ze doen maar’.

Verantwoordelijkheid is niet negatief (angst, schuld of straf) of passief (een ander geen schade toebrengen) of machteloos. Verantwoordelijkheid, gebaseerd op wat de mens weet en kan, betekent bijdragen aan het menselijk bestaan, en meer concreet aan maatschappelijke doelen. Doelen, die een mens kan kiezen, zelf mede bepalen, omdat hij vrij is en weet wat hij doet. Als hij niet weet wat hij doet is hij ‘bewusteloos’. Kan dus niet kiezen en niet verantwoordelijk zijn voor wat gebeurt. Is de huidige burger bewusteloos en wordt hij misschien bewust zo gehouden?

Author: Wim van den Heuvel

W.J.A. (Wim) van den Heuvel is born in Nuenen, the Netherlands. He is professor emeritus of the University of Groningen and of Maastricht University, the Netherlands, but still works as advisor/consultant/researcher. After Grammar School (Dutch: ‘Gymnasium’), he got his masters in Sociology and his PhD (thesis on ‘Adjustment in Nursing Homes’) at Radboud University Nijmegen. After assistant Professor at the Institute of Social Medicine, and of the Gerontology Centre, Radboud University Nijmegen (1969-1975) he was pointed as Director of the Institute of Social Oncology (Dutch Cancer Society, KWF), Amsterdam (1976 -1980). In 1979 Queen Juliana appointed him as Professor of medical sociology, University of Groningen, Faculty of Social Sciences and Faculty of Medicine. In 1989 he also became Scientific Director of the Northern Centre for Health and Research University of Groningen. In the period 2000-2005 he was working as Professor in Rehabilitation and Handicap Maastricht University, Maastricht, also acting as Director General Institute for Rehabilitation Research and as Scientific Director of Research school of Primary Health Care Research (CaRe), Maastricht University. He was visiting professor at Syracuse University USA (1975), the University of Vienna, Austria (1997) and Titu Maiorescu University, Bucharest, Romania (2008). Besides visiting professorships he made study tours to Brazil, Australia, China, Cuba, India, New-Zealand and USA. During his professorship he supervised successfully 61 PhD students. He was project leader of various international research and development projects (financed by EU or the Dutch Ministry of Foreign Affairs), including subjects like developments of primary health care, palliative care, home care for the aged, primary health care, care for specific diagnosis like cancer, rheumatoid arthritis, and spina bifida. These projects included researchers and practitioners from Belgium, Croatia, Czech Republic, France, Germany, Greece, Ireland, Italy, Norway, Poland, Romania, Slovenia, Slovakia, Sweden, Switzerland, and United Kingdom. He received various rewards, including Academy Medal University PJ Safarit, Kosice, Slovakia, Honorary member of Romania Society of Family Medicine/General Practice, Romania, Honorary member of the European Society of Health and Medical Sociology, Honorary member Academy of Medical Sciences, Romania, Academy Medal University of Groningen, The Netherlands, Officer in Royal Order Oranje Nassau, The Netherlands, Siglium University of Krakow. He chaired – and still chairs - various national and international committees all related to scientific research in health care and gerontology.

Leave a Reply

Your email address will not be published.


Required