Wetenschap stimuleren en sturen

Nederland is ‘geen klein land in wetenschap’ zo meent het Rathenau instituut, onderdeel van de Koninklijke Academie van Wetenschappen. Nederland scoort  onder meer goed op biomedisch onderzoek. Zeggen dat wetenschap hier niet veel voorstelt is politiek lastig voor zo een instituut. Borstklopperij is een veel voorkomende strategie van Nederlandse instituten (en Nederlanders) als het om internationale vergelijkingen gaat. In het vorige kabinet werden EU cijfers eufoor geciteerd, omdat patiëntensatisfactie in Nederland het hoogste scoorde.  Volgens ZonMw is Nederland ‘gidsland’ als het gaat om patiëntveiligheid en kwaliteit van zorg. Dat blijkt (nu al) uit een nog te houden internationaal congres. Inderdaad in Nederland gehouden en georganiseerd door ZonMw samen met de Inspectie voor de Volksgezondheid. Beide organisaties hebben veiligheid en kwaliteit hoog op de agenda staan. Zeggen dat ‘onze zorg’ kwalitatief te wensen over laat is politiek lastig. Borstklopperij dus. Dat lijkt een gedegen analyse in de weg te staan. Inderdaad en dat leidt tot opvallende conclusies en aanbevelingen. De toon van de conclusies is: ‘we’ doen het goed, maar het ‘beleid’ deugt niet. Wat blijkt als het gaat om de kwaliteit van de wetenschap volgens het Rathenau instituut: ‘we’ doen mee met de top, maar  het onderzoek dat de overheid stimuleert scoort minder goed. Reden voor een nadere kijk naar de cijfers en argumenten.

In het algemeen doen zich bij internationale vergelijkingen tenminste drie methodische valkuilen voor: de beschikbaarheid en vergelijkbaarheid van cijfers en de interpretatie van beleidsmaatregelen, die sterk afhankelijk zijn van de sociaal-culturele context. Dit geldt ook voor het wetenschapsbeleid en onderzoeksoutput. Beginnend bij ‘geen klein land in wetenschap’ ligt het voor de hand naar de vergeleken landen te kijken. Californië, Zwitserland en Massachusetts ‘dat zijn geen kleine spelers’ zeggen de onderzoekers van het Rathenau instituut. Nederland als klein land (41.000 km² en 16 miljoen inwoners) zou dus niet onderdoen voor Californië (411.000  km² en 37 miljoen), Zwitserland (41.000 km² en 7 miljoen) Massachusetts (20.000 km² en 6 miljoen). Twee van de drie zijn kleiner  en doen het beter dan Nederland! De uitspraak lijkt niet in overeenstemming met de feiten. ‘Beter’ blijkt te zijn: meer wetenschappelijke publicaties en meer conferentie proceedings. Beide indicatoren zijn niet onomstreden, niet betrouwbaar en selectief. Bovendien gaat het Rathenau voorbij aan de maatschappelijke impact van wetenschap. Denk aan het succes van preventieonderzoek voor de volksgezondheid.

Nederland is ‘geen klein land in wetenschap’ zo wordt enerzijds – ondeugdelijk – gesteld. Anderzijds doen ‘we’ het minder goed. Dat komt, menen zij, doordat wetenschappelijk onderzoek zich minder goed laat sturen dan toegepast onderzoek en doordat de overheid te weinig directief is in deze. Vreemde argumenten. Impliciet hoort toegepast onderzoek hier niet tot wetenschap en tellen de uitkomsten van toegepast onderzoek niet mee. De gebruikte indicatoren om het ‘niveau’ van wetenschap vast te stellen bepalen de hoogte van de score. Het weglaten van indicatoren bepaalt ‘beter’ of ‘slechter’. Nederland is niet directief genoeg stellen de onderzoekers, zoals meer West-Europese landen. Dat directief wetenschapsbeleid tot succes leidt baseren de onderzoekers op de resultaten in Aziatische landen, die worden geacht directiever te zijn. Directief wordt door de onderzoekers niet als positief gezien, waarschijnlijk als ‘nog niet zo ontwikkeld en democratisch’. Die landen – het gaat om China, Korea, Singapore en Taiwan – focussen hun onderzoek én zettenmassa in. Kortom, de overheid stimuleert en stuurt daar; dat is wetenschapsbeleid, maar dat ‘directieve’ past niet bij ‘ons’.

Nu wordt de titel van het rapport van het rapport interessant: ‘Focus en massa: beleid faalt’. In sommige landen zet het beleid in op focus en massa en dat is succesvol, maar in Nederland faalt het beleid. Waarom: omdat ‘we’ niet ‘directief’ zijn. Inderdaad, ‘we’ prefereren het poldermodel, sparen kool en geit. De conclusie van het onderzoek is al even interessant: ‘de overheid doet er goed aan meer stimulerend en minder sturend op te treden’.  Dat staat haaks op de data; de ‘succeslanden’ focussen en creëren massa, stimuleren én sturen.

De onderzoekers laveren met hun conclusie door de standpunten van Nederlandse belangenpartijen, maar vergeten het echte probleem. Het probleem is, dat Nederland niet kiest, niet durft te kiezen en dus geen (wetenschaps)beleid heeft (zie o.a. Van den Heuvel ‘Overbruggen’). Het rapport signaleert, dat de overheid voor een bepaalde aanpak kiest, maar verzuimt te concluderen dat de betrokken ministeries niet op één lijn zitten (OCW wil ‘focussen’, EZ wil ‘sleutelen’). De stichting Nederlands Wetenschappelijk Onderzoek (NWO) kiest voor een andere aanpak (geen focus noch sleutel; NWO wil zelf sturen, maar eerst meer geld) en universiteiten stellen een derde weg voor, die heteigen profiel stimuleren. Het rapport concludeert dan niet, dat er geen focus en massa is, geen wetenschapsbeleid vanuit OCW. Ook niet dat het een ‘zooitje’ is. De KNAW en het Rathenau worden gesubsidieerd door OCW, maar dat speelt geen rol natuurlijk “zo klein zijn we niet”. Het gaat om de harde cijfers, de gedegen analyses, de krachtige argumenten.

Als het gaat om wetenschap, innovatie, kwaliteit van zorg is de trend van de laatste acht jaren, dat Nederland achter blijft en/of achteruit gaat. Een grondige analyse van het wetenschapsbeleid en de opstelling van de relevante spelers zou behulpzaam zijn om met uitgesproken beleid deze trend te keren. Uitgesproken beleid betekent duidelijkheid: wat, waarom, waartoe én hoe. Hoe: stimuleren, sturen, dirigeren. Uitgesproken beleid betekent de inzet van overheidsmiddelen, gebaseerd op visie, expertise en durf. Tja, kom daar in Nederland maar eens om. Het rapport ‘Focus en massa: beleid faalt’ ligt nu ter bespreking bij de Tweede Kamer. Hopelijk neemt de Kamer goed nota van de redeneringen en de cijfers uit het rapport. Andere conclusies liggen dan voor de hand. Geen reden voor borstklopperij, wel kansen voor wetenschapsbeleid.

Author: Wim van den Heuvel

W.J.A. (Wim) van den Heuvel is born in Nuenen, the Netherlands. He is professor emeritus of the University of Groningen and of Maastricht University, the Netherlands, but still works as advisor/consultant/researcher. After Grammar School (Dutch: ‘Gymnasium’), he got his masters in Sociology and his PhD (thesis on ‘Adjustment in Nursing Homes’) at Radboud University Nijmegen. After assistant Professor at the Institute of Social Medicine, and of the Gerontology Centre, Radboud University Nijmegen (1969-1975) he was pointed as Director of the Institute of Social Oncology (Dutch Cancer Society, KWF), Amsterdam (1976 -1980). In 1979 Queen Juliana appointed him as Professor of medical sociology, University of Groningen, Faculty of Social Sciences and Faculty of Medicine. In 1989 he also became Scientific Director of the Northern Centre for Health and Research University of Groningen. In the period 2000-2005 he was working as Professor in Rehabilitation and Handicap Maastricht University, Maastricht, also acting as Director General Institute for Rehabilitation Research and as Scientific Director of Research school of Primary Health Care Research (CaRe), Maastricht University. He was visiting professor at Syracuse University USA (1975), the University of Vienna, Austria (1997) and Titu Maiorescu University, Bucharest, Romania (2008). Besides visiting professorships he made study tours to Brazil, Australia, China, Cuba, India, New-Zealand and USA. During his professorship he supervised successfully 61 PhD students. He was project leader of various international research and development projects (financed by EU or the Dutch Ministry of Foreign Affairs), including subjects like developments of primary health care, palliative care, home care for the aged, primary health care, care for specific diagnosis like cancer, rheumatoid arthritis, and spina bifida. These projects included researchers and practitioners from Belgium, Croatia, Czech Republic, France, Germany, Greece, Ireland, Italy, Norway, Poland, Romania, Slovenia, Slovakia, Sweden, Switzerland, and United Kingdom. He received various rewards, including Academy Medal University PJ Safarit, Kosice, Slovakia, Honorary member of Romania Society of Family Medicine/General Practice, Romania, Honorary member of the European Society of Health and Medical Sociology, Honorary member Academy of Medical Sciences, Romania, Academy Medal University of Groningen, The Netherlands, Officer in Royal Order Oranje Nassau, The Netherlands, Siglium University of Krakow. He chaired – and still chairs - various national and international committees all related to scientific research in health care and gerontology.

Leave a Reply

Your email address will not be published.


Required