Ziekenhuizen mogen winstgevende ondernemingen worden in Nederland want dan wordt de zorg goedkoper zeggen de schipperende dienaren van het Ministerie van VWS. Zo dom kunnen ze toch niet zijn. Een halve eeuw toont de gezondheidszorg in de Verenigde Staten het tegendeel. En ook het ‘Nederlandse experiment’ van meer zorgmarkt leidt alleen tot meer kosten in de zorg omdat echte concurrentie (vrije keuze) – overigens om goede reden – ontbreekt. Er is voor de patiënt niet veel te kiezen in de zorg en dat wordt nog minder! Als het niet zo triest was, zou het lachwekkend zijn. Het trieste ligt niet in het gebrek aan kennis en inzicht, maar in het verborgen belang: dat van de belegger, de toekomstige aandeelhouder. Toen staatssecretaris Hendriks in 1973 zijn structuurnota over de hervormingen in de gezondheidszorg wilde doorvoeren, werd dit via een investeerderlobby via het Ministerie van Financiën tegengehouden. Sindsdien is het marktdenken in de zorg in Nederland aan een opmars begonnen ten koste van solidariteit, toegankelijkheid en kwaliteit. Nooit meer zorgmarkt zou de les moeten zijn uit 50 jaar volksgezondheidsbeleid, nationaal en internationaal.
De vorige dienaar van het VWS Ministerie geloofde nog (oprecht?), dat betere kwaliteit van zorg zou leiden tot goedkopere zorg. In diverse blogs en analyses is aangetoond dat het wishful thinking was. Voorbeelden te over zijn gepresenteerd om het waanidee te bestrijden. Moedeloos zal ik niet meer over de zorgmarkt schrijven. Net na dat besluit komt de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid met een rapport over de ‘marktsamenleving’. De WRR meent dat er nu – hoewel de markt van alle tijden is – een marktsamenleving is. Waarschijnlijk is er nu minder markt dan vroeger, maar het marktdenken heeft zich steeds meer genesteld in publieke zaken. De vraag is of dat wenselijk/nodig is. Het antwoord van de WRR is blijkbaar ja. Daarachter ligt een veronderstelling over de doelmatigheid van de markt. Dat leidt tot het naïeve bijgeloof ‘betere kwaliteit van zorg leidt tot goedkopere zorg’. Dat bijgeloof is vervangen door de goedkope slogan van VWS ‘goedkope zorg is beter’. Daarbij wordt angstvallig vermeden aan te geven: beter voor wie? Achter die slogan ligt de opvatting dat de markt niet alleen doelmatig is, maar ook rechtvaardig. Aan rechtvaardigheid in de marktsamenleving gaat de WRR voorbij, terwijl daar de kern van de legitimatie moet liggen.
Vroeger waren er wachtlijsten. Die verdwijnen met het huidige beleid vanzelf. Ziekenhuizen mogen patiënten weigeren als ze niet zelf betalen, wanneer ze bij de ‘verkeerde’ zorgverzekeraar zijn aangesloten. De schipper van VWS wil niet alleen de vrije artsenkeuze (die overigens niet bestaat) beïnvloeden maar ook de keuze voor de zorgverzekeraar. En dat alleen maar om de zorgmarkt beter te laten werken. De zorgmarkt werkt beter als de zorg goedkoper wordt. Dus patiënten hebben niet te kiezen, want dat levert een risico op voor de prijs. De behandelend arts heeft niets te kiezen want dat levert risico op voor de prijs. Dat de meeste patiënten al weinig te kiezen hebben door de ondoorzichtigheid in (de prijs-kwaliteit in) de zorg en door hun gemoedstoestand vanwege hun ziekte telt niet, want elk risico, hoe klein ook, is er een te veel. Dat de meeste artsen iets anders aan hun hoofd hebben dan hun inkomen bij de behandeling van patiënten wordt al jarenlang binnen VWS gezien als een misdadige leugen. Al 50 jaar toont onderzoek aan, dat artsen primair handelen om patiënten te helpen en hun vak goed uit te oefenen, niet om winst te maken. Natuurlijk blijkt uit onderzoek, dat de overgrote meerderheid van artsen tegen ‘winstgevende ziekenhuizen’ is. Maar patiënt noch arts zijn te vertrouwen als de belangrijkste keuze is: hoe maak je winst. Dat is het doel de dienaren van VWS: zorgen voor Veel Winst Samen. De investeerders samen moeten de keuzes kunnen maken om hun winst zeker te stellen. De markt moet worden gecontroleerd door de investeerder. Inderdaad een ‘marktsamenleving’ met de investeerders als dirigenten en de overheid als dienaar.
Ziekenhuizen mogen dus winst maken; nee, moeten winst maken. Niet de zorg (toegankelijkheid, noodzaak, kwaliteit) wordt doorslaggevend maar de winst, zoals door vele analisten is aangegeven. Hoe goedkoper de inhoud van de zorg hoe meer winst ziekenhuizen kunnen maken. Omdat standaard productie en massa de garantie zijn voor winst, wil VWS een beperkt aantal ziekenhuizen die bepaalde verrichtingen doen. Mogelijk draagt het ook bij aan de kwaliteit van het product. Een beperkt aantal ziekenhuizen gespecialiseerd in een beperkt aantal producten leidt ook tot een betere marktverdeling! Het voorkomt ‘onnodige’ concurrentie. De markt werkt altijd, maar zo niet!
De beoogde uitkomsten van dit beleid – winst – mag vanwege het maatschappelijk verzet tegen bonuscultuur en te grote winsten (die als niet rechtvaardig worden gezien) echter niet te zichtbaar werken. Daarvoor is een publieke blinddoek bedacht: investeerders mogen pas na twee jaar hun winst casseren. De slimme investeerder – en wie is dat niet – neemt zijn winst later in stilte in een keer. Het eindresultaat is voorspelbaar. Zorg is verhandelbaar op de beurs; het ultieme doel van de zorgmarkt. Het ultieme doel van de marktsamenleving: alles op de beurs en in de beurs van enkelen.
De monopolist Autoriteit Consumenten en Markt ziet toe op het monopolie van de investeerders. De patiënt betaalt het gelag, maar dat is een detail. Daar gaat het toch niet om in de zorg. Had hij maar geen patiënt moeten worden. Eigen schuld dikke bult.
Veel Nederlanders zijn voorstander van ‘geen zorgmarkt meer’. Reacties in kranten en op internet zouden politici en beleidsmakers op andere gedachten moeten brengen. Het stille geld is echter sterker. De adviesraden en toezichthouders schrijven over marktwerking en marktsamenleving. Beter geen verspilling meer door te schrijven over de zorgmarkt.