Kunstkracht.

De eerste stap voor de komende Wetenschapsagenda van Nederland is gezet door de Nederlandse burgers. Deze konden vragen indienen over wat er bij hen leefden of waar ze nieuwsgierig naar waren. Er zijn 11700 vragen ingediend, die door wetenschappelijke jury’s in 252 overkoepelende vragen werden geordend. Eind november wordt de Nationale Wetenschapsagenda gepresenteerd. Ook al kan men vraagtekens zetten bij deze aanpak, met name bij de representativiteit, de vragen geven een beeld van wat belangrijke thema’s zijn voor de reagerende burgers. Er zijn verrassende vragen bij, bijvoorbeeld vragen over kunst. Het betreft 16 vragen, die gebundeld zijn onder ‘Label G26: Kunst kan sterke emoties oproepen. Muziek kan ons blij of verdrietig maken. De kleuren in een schilderij kunnen ons de diepte van een onbekend universum doen ervaren, een sterk uitgebeeld verhaal laat ons menselijk drama voelen.’ Een vraag dus naar de kracht van kunst. Is het esthetiek? Is het de schoonheid? Is het de emotie? Is het de bekendheid/vertrouwdheid? Een kans voor de wetenschap heilige huisjes ter discussie te stellen en nieuwe kennis over kunst aan te reiken.

Is de Venus van Milo terecht het symbool van eeuwige schoonheid? Is het blauw van Vincent van Gogh zo aansprekend, omdat hij met ‘een lucht van zuiver kobalt’ en ‘de onvergelijkelijke helderheid van het blauw’ worstelde?
Zijn de Goldberg variaties van Bach inderdaad het hoogtepunt van de Barokmuziek? Moet het dan niet op klavecimbel gespeeld worden? Zou het ook een slaapliedje kunnen zijn zoals een vroege biograaf van Bach meldt?
En wat te denken van de ‘nachtwacht’ van Rembrandt. Is het de nationale trots, die andere schuttersdoeken doet verbleken, of toch Rembrandt’s ’lichteffecten’ of is het de – voor die tijd – verrassende compositie? Maar is die compositie niet aangetast, nadat het schilderij met 40 en 60 cm is ingekort? En hoe kan het dat men van zo een ‘meesterwerk’ lange tijd niet wist wat het precies voorstelde?
Zijn dat vragen voor de wetenschap?

Cultuurhistorisch onderzoek maakt duidelijk dat kunst tijd- en cultuurgebonden is. De emotie van kunst, de ontroering, de verwondering, de pijn, het verdriet zijn universeel, maar de vorm of het beeld dat dit tot stand brengt varieert in tijd en plaats. Emoties kunnen vanuit het brein verklaard worden, maar hoe lukt het de kunstenaar het brein zo te laten reageren? Of doet de kunstenaar dat niet, doet de kunstwaarnemer dat zelf? Of is het misschien de invloed van de kunst analyst? En reageert het brein van de kunstwaarnemer heftiger als men Schama’s Power of Art heeft gezien? Dus, brengt kennis, uitleg en context over kunst meer kunst? Waarschijnlijk niet, maar wel een hogere prijs. Er is met kunstanalyse geld te verdienen.

Een onderliggende vraag is: welke eigenschappen in een ‘kunstwerk’ zijn essentieel om kunst ‘die je raakt’ te kunnen zijn? Als esthetiek het antwoord zou zijn dan verschuift de vraag naar ‘wat esthetiek is’; een vraag die vanaf de negentiende eeuw actueel is, maar geen antwoord kent. Kunst is geen ‘nabootsing’ van de werkelijkheid, zoals Plato voorstelde. Het is meer dan een ambacht, meer dan een techniek, hoewel tot in de Middeleeuwen kunstenaars als ambachtlieden werden gezien. Was er toen minder ‘kunst’ en meer ‘gekunsteld’?

Kunst is een ontwerp, een ‘schepping’ die bij (sommige) waarnemers een ‘gevoel’ op roept, waarmee een ‘andere kijk’ op de realiteit ontstaat. Daarmee lijkt de kunstwaarnemer (en achter deze verscholen de analist) belangrijker dan de kunstenaar. Het gaat daarbij niet om mooi of lelijk. Het gaat om wat de waarnemer ervaart. Als het de waarnemer niet raakt, ziet hij het niet. ‘Ik zie, ik zie wat jij niet ziet ….’. Een spelletje voor de wetenschap? In ieder geval werk aan de winkel voor de kunstanalist.

Als de waarnemer kunst bepaalt, staat zijn andere kijk, emotie door het kunststuk dan los van de intentie van de kunstenaar? Moet de ontwerper de emoties zelf hebben meegemaakt die worden opgeroepen bij de waarnemer? Misschien is dat een vraag naar de authenticiteit van het kunststuk. Schilderde Van Gogh zo ‘heftig’, omdat zijn gevoelens en relaties zo waren? En voelt de waarnemer dat door de penseelstreken? Is het dan toch een techniek?

Misschien ziet de kunstenaar de wereld anders (of wil die anders zien) dan wat de wetenschap meent te weten en wat wereld pretendeert te zijn: geordend, gereguleerd, voorspelbaar en daarmee vertrouwd en veilig. Tegenover een wereld als rationeel bouwwerk zet de kunstenaar een bouwwerk van geloof, chaos, verongelijktheid, liefde, woede … een wereld van emoties dus. Een ontwerp, een individuele schepping, waarvan de waarnemer rationeel gezien misschien niets vindt of het niets vindt, maar intuïtief toch wordt geraakt. Die schok, de onbetrouwbaarheid van de ratio, die emotie … maakt het kunst?
Twijfelachtig. Bezoek aan de piramides in Egypte of Midden-Amerika, van de oude Griekse of Romeinse tempels in het Midden-Oosten brengt ook emotie, verwondering, bewondering, terwijl ze er uit zien zoals verwacht, bekend. Ontdekt, beschreven, geanalyseerd door de wetenschap is het niet verrassend, maar toch …. indrukwekkend, ontroerend, onvoorstelbaar … mooi.

De kracht van kunst is dat het dwingt tot reflectie en daarmee inspireert om anders te kijken. Iets wat wetenschap ook pretendeert te doen. De kunst doet het direct, in haar eigen taal. Door het kunststuk ziet men het verband met geloof, ervaart men de harmonie in de chaos, voelt men de samenhang in de verongelijktheid. De kracht van kunst! Draagt de wetenschapsagenda strak bij aan kunstkracht? Het zou verrassend zijn …..

Author: Wim van den Heuvel

W.J.A. (Wim) van den Heuvel is born in Nuenen, the Netherlands. He is professor emeritus of the University of Groningen and of Maastricht University, the Netherlands, but still works as advisor/consultant/researcher. After Grammar School (Dutch: ‘Gymnasium’), he got his masters in Sociology and his PhD (thesis on ‘Adjustment in Nursing Homes’) at Radboud University Nijmegen. After assistant Professor at the Institute of Social Medicine, and of the Gerontology Centre, Radboud University Nijmegen (1969-1975) he was pointed as Director of the Institute of Social Oncology (Dutch Cancer Society, KWF), Amsterdam (1976 -1980). In 1979 Queen Juliana appointed him as Professor of medical sociology, University of Groningen, Faculty of Social Sciences and Faculty of Medicine. In 1989 he also became Scientific Director of the Northern Centre for Health and Research University of Groningen. In the period 2000-2005 he was working as Professor in Rehabilitation and Handicap Maastricht University, Maastricht, also acting as Director General Institute for Rehabilitation Research and as Scientific Director of Research school of Primary Health Care Research (CaRe), Maastricht University. He was visiting professor at Syracuse University USA (1975), the University of Vienna, Austria (1997) and Titu Maiorescu University, Bucharest, Romania (2008). Besides visiting professorships he made study tours to Brazil, Australia, China, Cuba, India, New-Zealand and USA. During his professorship he supervised successfully 61 PhD students. He was project leader of various international research and development projects (financed by EU or the Dutch Ministry of Foreign Affairs), including subjects like developments of primary health care, palliative care, home care for the aged, primary health care, care for specific diagnosis like cancer, rheumatoid arthritis, and spina bifida. These projects included researchers and practitioners from Belgium, Croatia, Czech Republic, France, Germany, Greece, Ireland, Italy, Norway, Poland, Romania, Slovenia, Slovakia, Sweden, Switzerland, and United Kingdom. He received various rewards, including Academy Medal University PJ Safarit, Kosice, Slovakia, Honorary member of Romania Society of Family Medicine/General Practice, Romania, Honorary member of the European Society of Health and Medical Sociology, Honorary member Academy of Medical Sciences, Romania, Academy Medal University of Groningen, The Netherlands, Officer in Royal Order Oranje Nassau, The Netherlands, Siglium University of Krakow. He chaired – and still chairs - various national and international committees all related to scientific research in health care and gerontology.

Leave a Reply

Your email address will not be published.


Required