In Europa heerst vrees voor minderheden. Het is oppassen geblazen voor een minderheid meent de meerderheid. Wat is een minderheid? Dat lijkt eenvoudig: een minderheid is de helft min één of meer. Maar een minderheid, ja zelfs een heel kleine minderheid (of is het dan een grote minderheid?), kan daarmee wel de baas spelen. De blanken in Zuid Afrika zijn daarvan een historisch, maar geenszins apart voorbeeld. Van de Mantsjoes in China wordt gezegd dat zij als minderheid 2 eeuwen lang de macht in China in handen hadden. In feite betrof het een multi-etnische eenheid, die via onderlinge compromissen de macht vast kon houden. Zoiets als de coalitiekabinetten in Nederland; met nooit zelf een meerderheid had het CDA in de jaren tachtig de touwtjes in handen. De geschiedenis leert dat meerderheid niet altijd in tel is en dat het oppassen is met minderheden, die compromissen sluiten. De gevreesde dictatuur van een minderheid verschilt echter niet van die van een meerderheid.
Maar het is pas echt oppassen als minderheden als bron van onrust of malheur worden gezien. In zo een tijd leven we.
Op het eerste gezicht lijkt het in het maatschappelijk verkeer eenvoudig vast te stellen wat een minderheid is. Er is iets aan de hand met mensen van een minderheid. Ze zijn ‘anders’, ‘apart’ en dat geeft te denken. Het zegt vooral iets over hen die ‘niet anders’ zijn, die gewoon zijn; het ‘eigen volk’.
In de praktijk van de samenleving zijn vele noemers mogelijk om onderscheid te maken tussen mensen (en daarop te zijner tijd als het uitkomt te discrimineren): geslacht, leeftijd, kleur van huid/haar/ogen, taal, geloof etc.. Er zijn dus heel veel minderheden mogelijk en dat maakt het er niet eenvoudiger op.
Bovendien kan de noemer over de tijd (te zijner tijd) variëren naar gelang het sociale, culturele, politieke klimaat (als het uitkomt). Oorlogen, veroveringen, bezettingen (meestal iets met geweld) maken van meerderheden minderheden en omgekeerd.
Het verval van de Habsburgse monarchie, ingeleid met de ‘grote oorlog’, heeft in Europa van vele minderheden meerderheden gemaakt, maar daarmee geen rust gebracht.
Gast(!)arbeiders kregen een dubbele nationaliteit en werden van allochtonen ook autochtonen, hoewel. Migratie in welke vorm dan ook veroorzaakt veelal spanningen tussen meer- en minderheden.
Voor vluchtelingen ligt de situatie weer anders. Alleen de vrees voor hun aantal is al voldoende voor vergaande maatregelen in het ‘beschaafde Europa’. Hun aantal leidt tot een meerderheid zonder stem op sommige Griekse eilanden. De (tijdelijke) minderheid op hetzelfde eiland voelt zich bedreigd en niet altijd zonder reden. Kortom, minderheden lijken tegenwoordig een probleem of niet?
Het afgelopen jaar heeft laten zien dat in het moderne Europa nog niet is geleerd hoe met minderheden om te gaan. Het ‘vrije verkeer’ van personen binnen de EU bedoeld om de samenhang en integratie tussen Europese volken te stimuleren (of was het toch alleen om de handel?) heeft de facto xenofobie in Europa bevorderd, waarbij vluchtelingenstromen een handzaam excuus vormen. Het vrije verkeer bestaat nog (hier en daar) tussen Europese landen maar de wachttijden aan de grens worden even lang als 40 jaar geleden, voor het ‘integratie experiment’.
Het benoemen van een minderheid – op welke noemer dan ook – is een minderwaardige, maar niet onbegrijpelijke gewoonte. Daarmee heeft het niet minder onwenselijke gevolgen. Fundamenteel is het de angst voor het onbekende, de andere, de verandering. De angst dat het ‘eigene’ (hoe ongedefinieerd ook) verdwijnt. En angst is een slechte raadgever.
Iemand als lid van een minderheid benoemen leidt eerder tot verdachtmaking dan wanneer men bij de meerderheid behoort. Het etiketteren van minderheden is een eerste signaal in een samenleving, dat de gemeenschapszin wordt aangetast en dat dus ongelijkheid en uitsluiting op de loer liggen. Kansen worden belemmeringen vanwege ‘die anderen’. Men vreest een minderheid in eigen land te worden en dat remt het zoeken naar een samenleving, waarin iedereen mee kan en mag doen. Het remt de creativiteit om samen te leven. Dat blijkt ook in Nederland anno nu.
Als zulke ‘gevoelens’ gaan leven bij het ‘eigen volk’ maakt de politiek een ruk naar rechts. Men zegt begrip te hebben voor onrust en onbehagen vanwege die ‘minderheid’. Dus analyseert de koning in de troonrede 2016 “is het begrijpelijk dat we … sterker gaan hechten aan het vertrouwde en bekende.” Zo een minderheid (i.c. vluchtelingen) vraagt om een stevige aanpak, zo is de toon van de troonrede 2016: “We vragen ons af of de verschillen in cultuur en normen en waarden niet te groot zijn en voorzieningen niet te zeer onder druk komen te staan.” zo laat de politiek de koning zeggen. Het antwoord wordt impliciet gegeven “Tegelijk is het logisch dat in de samenleving ongerustheid bestaat over de komst van grote groepen vluchtelingen.” Terzijde, het zijn geen groepen, maar de vluchtelingen worden gegroepeerd. Terzijde, heerst de ongerustheid in de samenleving of in de maatschappij of beide? Wat de antwoorden ook zijn, het wordt blijkbaar te groot en te zeer.
En daarmee wordt het beeld opgeroepen dat het anno 2016 voor de meerderheid oppassen is geblazen voor minderheden. Maar eigenlijk moeten vooral die minderheden oppassen.
Immers, is het waar wat de koning zegt: “In ons land zijn mannen en vrouwen gelijk voor de wet en maken we geen onderscheid naar ras, geloof of seksuele geaardheid”? Voor een minderheid geldt dit pas als die een bewijs van goed gedrag in handen heeft. Zo een bewijs heeft de meerderheid niet nodig.
‘Oppassen voor minderheden’ wordt te pas en te onpas gebruikt en leidt tot rechtvaardiging van uitsluiting, ongelijkheid en discriminatie. Het leidt tot vragen als ‘Willen jullie meer of minder ….?’, want de ander mag/moet anders behandeld worden: ‘gewoon terugsturen’. Een minderheid gelijk voor de wet? Het blijft oppassen geblazen.