Het is niemand ontgaan, dat het Nederlandse ministerie van Volksgezondheid ruim 4 jaar geleden een ‘zorgmarkt’ heeft geïntroduceerd. (Para)medisch handelen bestaat uit producten die via de markt verhandeld worden. Zorgaanbieders bieden de producten aan. Zorgverzekeraars kunnen deze producten bestellen, waarbij zij geacht worden te onderhandelen over prijs en kwaliteit. Verzekerden kunnen deze bestelde producten afnemen zonder inzicht in kwaliteit en prijs. Het ministerie van Volksgezondheid speelt marktmeester, omdat zorg een imperfecte markt is. Door de ‘zorgmarkt’ met de onderliggende ‘hulpmiddelen’ zoals DBCs, EPD, zorgpremie en contractvrijheid zou de zorg goedkoper worden, de toegankelijkheid worden verbeterd en de kwaliteit vergroot. Het schijnt, dat deze maatregelen en het verwachte effect wetenschappelijk voor rekening komt van de toenmalige directeur van het ‘wetenschappelijk bureau’ van het CDA, de huidige demissionaire minister van Volksgezondheid. En het moet worden gezegd: de zorgmarkt werkt, werkt zelfs te goed! De omzet in de zorgsector is gegroeid, hetgeen in oude termen heet dat het budget is overschreden. Vele zorginstellingen zijn gefuseerd, waarvan een deel met miljoenenverlies inmiddels failliet is, waarvoor de belastingbetaler moet opdraaien (het lijken wel banken). Medische specialisten blijken met de DBCs in de hand succesvolle ondernemers; ze ontvangen loon naar werken. Het aantal ongecontroleerde zorgaanbiedingen op de vrije markt neemt toe variërend van ‘total body scans’ tot ‘franchising’. Voor de demissionaire minister klinkt dat als ‘eind goed, al goed’. Toch?
Studies van diverse instanties – variërend van de Inspectie voor de Volksgezondheid tot de Koninklijke Nederlandse Maatschappij tot bevordering van de Geneeskunst – geven aan, dat de kwaliteit van zorg niet verbeterd is, de samenhang in de zorg te wensen over laat en de marktmechanismen onvoldoende werken. Dat laatste was te verwachten op een imperfecte markt. Zo voert een instelling een op zich meer efficiënte behandeling niet in, omdat dit niet vergoed wordt door de zorgverzekeraar. De laatste houdt zich aan de duurdere, eerder overeengekomen vergoeding. In dit geval draait de zorgverzekeraar ook niet op voor het kostenverschil, maar opnieuw de belastingbetaler.
De kosten voor de zorg blijven stijgen niet vanwege de toename van de ‘vergrijzing’, zoals de overheid de burgers wil laten geloven, maar vanwege de markt. Mensen hebben veel over om een (dreigende) ziekte de baas te worden. Geld mag dan geen rol spelen. Zorgaanbieders spelen in op de markt en de mechanismen om de markt in bedwang te houden werken niet.
De medisch specialisten zijn het lichtend voorbeeld en dat bevalt de vertrekkende minister van Volksgezondheid niet. Markt in de zorg is prima, maar niet tot elke prijs en niet voor medisch specialisten. De minister wil daar een einde aan maken.
Voor vertrek neemt de minister een fout besluit, dat een goed einde aankondigt. Het einde is dat van de zorgmarkt. De markt in de zorg werkt niet. Goed nieuws is ook, dat de minister aangeeft, dat het ministerie van Volksgezondheid het niet meer aan kan. Is dit het einde van het ministeriële zorgbeleid? Het wordt tijd terug te gaan naar de basis in de zorg en naar echte wetenschappelijke inzichten.
Adviesorganen, die lang het ‘marktgeloof’ hebben gepredikt, beginnen te aarzelen over de beleidsaanpak. Een bekend verschijnsel als het einde in zicht komt. De Raad voor Volksgezondheid en Zorg pleit voor het roer om. De zorg dient geheel anders te worden ingericht en aangestuurd. De gezondheidscentra, waarvan 30 jaar geleden de doeltreffendheid en doelmatigheid – wetenschappelijk – zijn aangetoond, komen in een nieuw jasje terug, zo is het advies.
Het foute besluit van het ministerie van Volksgezondheid in onmacht is, dat het probleem van kostenbeheersing terug wordt gelegd bij de zorgaanbieders. De hete aardappel is van het eigen bord. De uitgezette beleidslijnen worden verlaten en het is terug naar af. Het faillissement van het beleid van de minister. De zorgaanbieders krijgen een budget – budgettering van zorginstellingen was 30 jaar geleden de oplossing om de kosten in de (tweede lijns) zorg te beheersen – en daarbinnen dienen zij de medische specialist te betalen. Terecht zegt de sector: wat Klink niet kan oplossen, moeten wij doen. Het zijn Griekse toestanden. Een goed einde is in zicht, maar daarmee nog geen oplossing.