Bescherming in de zorg

Beschermen van mensen die kwetsbaar zijn is altijd van belang; een kwestie van beschaving hebben diverse denkers vastgesteld. Natuurlijk is dit vastgelegd in de Mensenrechten. Al even vanzelfsprekend is het belang van de betreffende persoon (cliënt, patiënt) leidend. Daarmee is nog niet gezegd hoe die bescherming werkt. En het hoe toont hoe beschaafd we zijn. En dat valt niet mee, hoewel systematisch onderzoek ontbreekt en veel misbruik met de mantel der onverschilligheid wordt bedekt.

Mensen met een chronische aandoening hebben veelal ruime ervaring en kennis over hun aandoening en over het zorgproces. Hulpverleners zijn zich hiervan bewust. Mensen met een chronische aandoening krijgen binnen de ruimte van het zorgproces steeds meer eigen verantwoordelijkheid. Zelfredzaamheid en autonomie worden zo mogelijk gestimuleerd. Dat past bij mensenrechten, maar misschien ook wel bij bezuinigen.
Tevens worden patiënten met een chronische aandoening, met het ouder worden, ook kwetsbaar en afhankelijk. Zij zijn dan minder goed in staat kritisch naar de zorgpraktijk en het handelen van de professionals te kijken. En minder goed in staat hun autonomie te behouden. Dit geldt zeker voor mensen, die reeds enige tijd in zorginstellingen verblijven vanwege een dementie, een cognitieve stoornis, een beroerte of een depressie. Het overnemen van beslissingen inzake zorg en veiligheid is dan een menselijke plicht én een eis te stellen aan professionele zorgverleners.

Echter, zorgprofessionals in de langdurige zorg zijn vaak minder goed in staat om kritisch te kijken naar het functioneren van de patiënten. Zij, de patiënten, hebben immers hun typische gedragingen, die horen bij hun ziektebeeld. En die typische gedragingen uiten zich op verschillende manieren (want ook zieke mensen zijn slim).
Klachten en gedragsveranderingen worden door de zorgprofessional routinematig ‘geduid’ binnen de ruimte van het ziektebeeld. Met het oog op de gewenste zelfredzaamheid, de noodzakelijk autonomie en het bekende gedragspatroon van de persoon met een chronische aandoening ziet de professional geen aanleiding kritische vragen te stellen of beslissingen inzake zorg te nemen. Het gevolg: de patiënt krijgt niet de zorg, die nodig is. En de zorgprofessional wast de handen in onschuld.

Er zijn hier twee problemen: de zorgprofessional observeert niet goed (is bevooroordeeld, ondeskundig en/of ongeïnteresseerd) en/of laat andere waarden/opvattingen (welke eigen of andermans opvattingen, zoals van familieleden,  kunnen zijn) prevaleren. Natuurlijk staat men binnen de zorg vaak voor moeilijke keuzes. Om een goede keuze te maken is analyse, afweging over opvattingen, dus overleg geboden. Het overleg maakt de verschillen in opvattingen over wat ‘kan’ en ‘niet kan’ zichtbaar. En ook dan nog kan  het belang van de patiënt lijden.

Voorbeeld: een teruggetrokken man van 82 jaar, reeds jaren verpleegd in een instelling, heeft recentelijk een nieuw vriendin van buiten de instelling. Deze mevrouw bezoekt hem regelmatig en neemt hem mee uit. Mijnheer geniet hiervan zichtbaar. Het doet hem duidelijk goed. Hij klaagt minder, is actief en heeft een goede eetlust. Geen probleem. Hoewel.
In de instelling krijgen de patiënten wekelijks zakgeld. Een lid van het verzorgend personeel merkt, dat mijnheer wekelijks geld geeft aan ‘zijn nieuwe vriendin’. Het bedrag zou variëren tussen 30 en 50 € per week. Dit wordt gemeld en besproken in het multidisciplinair overleg. De vraag komt op, of mijnheer het geld vrijwillig (uit)geeft. De maatschappelijk werker gaat na wat mijnheer zoal doet. Als mijnheer en mevrouw samen uitgaan (buiten de instelling), blijken zij vaak naar het huis van mevrouw te gaan, die daar samen woont met een (andere) vriend. Deze informatie leidt in het volgende overleg tot een discussie over of hier sprake is van een betaalde seksuele relatie en of mijnheer hier slachtoffer van is. Volgens sommigen zou mijnheer zich niet kunnen verweren. Iemand vindt hem (te) afhankelijk van de nieuwe vriendin. Een ander rapporteert de verbeterde conditie van mijnheer. Sommigen vinden mijnheer wils bekwaam. Een ander meldt, dat mijnheer enkele jaren geleden ook fout keuzes heeft gemaakt. Dat doet hij nu weer. Waarschijnlijk is zijn nieuwe vriendin een prostituee, wat mijnheer niet door heeft, en ‘dat kan niet’. De relatie moet worden afgebroken. Mevrouw wordt de toegang tot de instelling ontzegd. Mijnheer vervalt langzaam in zijn lethargie.

Hoe beschermen we mensen, die kwetsbaar zijn, in de zorg? Genieten van een vriendschappelijke, mogelijk seksuele en mogelijk betaalde relatie past niet in de zorg, uit eten op kosten van mijnheer met een vrouwelijke kennis waarschijnlijk wel  Een onschuldig voorbeeld? Het belang van de patiënt is blijkbaar zo lang leidend als ze niet raken aan persoonlijke opvattingen van zorgprofessionals. En dan ga ik hier gemakshalve voorbij aan de zorginhoudelijke vooroordelen, die leiden tot niet gediagnosticeerde, behandelbare ziekte of gebrekkige pijnbestrijding, omdat de zorgprofessional de patiënt ‘wel kent’, ‘daar niet in trapt’ of ‘daar geen zin in heeft’.

Author: Wim van den Heuvel

W.J.A. (Wim) van den Heuvel is born in Nuenen, the Netherlands. He is professor emeritus of the University of Groningen and of Maastricht University, the Netherlands, but still works as advisor/consultant/researcher. After Grammar School (Dutch: ‘Gymnasium’), he got his masters in Sociology and his PhD (thesis on ‘Adjustment in Nursing Homes’) at Radboud University Nijmegen. After assistant Professor at the Institute of Social Medicine, and of the Gerontology Centre, Radboud University Nijmegen (1969-1975) he was pointed as Director of the Institute of Social Oncology (Dutch Cancer Society, KWF), Amsterdam (1976 -1980). In 1979 Queen Juliana appointed him as Professor of medical sociology, University of Groningen, Faculty of Social Sciences and Faculty of Medicine. In 1989 he also became Scientific Director of the Northern Centre for Health and Research University of Groningen. In the period 2000-2005 he was working as Professor in Rehabilitation and Handicap Maastricht University, Maastricht, also acting as Director General Institute for Rehabilitation Research and as Scientific Director of Research school of Primary Health Care Research (CaRe), Maastricht University. He was visiting professor at Syracuse University USA (1975), the University of Vienna, Austria (1997) and Titu Maiorescu University, Bucharest, Romania (2008). Besides visiting professorships he made study tours to Brazil, Australia, China, Cuba, India, New-Zealand and USA. During his professorship he supervised successfully 61 PhD students. He was project leader of various international research and development projects (financed by EU or the Dutch Ministry of Foreign Affairs), including subjects like developments of primary health care, palliative care, home care for the aged, primary health care, care for specific diagnosis like cancer, rheumatoid arthritis, and spina bifida. These projects included researchers and practitioners from Belgium, Croatia, Czech Republic, France, Germany, Greece, Ireland, Italy, Norway, Poland, Romania, Slovenia, Slovakia, Sweden, Switzerland, and United Kingdom. He received various rewards, including Academy Medal University PJ Safarit, Kosice, Slovakia, Honorary member of Romania Society of Family Medicine/General Practice, Romania, Honorary member of the European Society of Health and Medical Sociology, Honorary member Academy of Medical Sciences, Romania, Academy Medal University of Groningen, The Netherlands, Officer in Royal Order Oranje Nassau, The Netherlands, Siglium University of Krakow. He chaired – and still chairs - various national and international committees all related to scientific research in health care and gerontology.

Leave a Reply

Your email address will not be published.


Required