Langdurige zorg, intensive care, transitie-zorg zijn voorbeelden van complexe zorg. Het zijn ook voorbeelden van waar de zorg aan de kwetsbare burger in het laatste decennium in de knel is gekomen. Het lijkt erop, dat die knelpunten eindelijk worden ‘gezien’. Immers er wordt geïnventariseerd welke knelpunten er zijn, er worden ‘experimenten’ opgezet om de samenwerking tussen medische disciplines te bevorderen, er wordt gezocht naar betere regulering van transitie-zorg en middelen om de intensive zorg te ‘garanderen’. Het ‘ultieme doel’: stimulering van de kwaliteit van de langdurige zorg, waarbij de ‘zorgvrager’ centraal staat. De aanleidingen voor samenwerking, regulering, garanties en ‘de zorgvrager centraal’ zijn de vergrijzing (reeds 40 jaar geleden zichtbaar), onvrede in de zorg (reeds 20 jaar een gegeven) en de recente pandemie. Zij zijn echter niet de veroorzakers van de problemen in de zorg in Nederland. Er is maar een oorzaak: de veelgeprezen marktwerking in de zorg!
Die zorg met marktwerking, vorm gegeven in het begin van deze eeuw – na advies-rapporten van ‘captains of industry’, die ik ooit becommentarieerde met ‘de zorg is geen gloeilamp’ – zou volgens de woorden van de ‘bewindslieden Volksgezondheid’ Hoogervorst en Klink beter en goedkoper worden. Klinkt goed! Quod non! De ‘zegeningen van de markt’ in de zorg brengen niet meer kwaliteit, leiden tot meer kosten voor de burgers, en zijn goed voor ……? Niet voor de zorgvrager, niet voor de zorgprofessional, niet voor de kwaliteit. Integendeel! De bewijzen stapelen zich al meer dan tien jaar op, maar politici ontberen de moed – zoals met de toeslagaffaire of de decentralisatie van de jeugdzorg om twee van de vele voorbeelden te noemen – om hun ‘vergissing’ toe te geven, laat staan te corrigeren. Toen ik enkele jaren geleden in een ‘wereld café’ leiding mocht geven aan de discussies over de knelpunten in de (langdurige) zorg was steevast de conclusie (van betrokken bestuurders en onderzoekers), dat een stelselherziening nodig was, maar dit werd politiek niet haalbaar/wenselijk geacht. Dus modderen – pardon polderen – we door.
De covid-pandemie zou het falen van de marktwerking en de gebreken in het ‘geweldige Nederlandse zorgsysteem’ – van preventie tot intensieve zorg – opnieuw op de agenda moeten zetten, maar daar hoor je de beleidsmakers niet over. Gelukkig wel betrokken hulpverleners!
Betrokken hulpverleners zijn zij, die de zorg aan de mens in nood niet als een verdienmodel zien, maar als een roeping en maatschappelijke plicht. Zij trokken en trekken aan de bel, van Jos de Blok tot Ernst Kuipers, evenals mijn vrienden in de zorg. Het belsignaal is glas helder: stop de (on)macht van het management, van de verzekeraar, die zegt voor de klant op te komen, maar primair aan de portemonnee denkt, van de bestuurder die zijn organisatie en zijn positie in leven moet houden, maar niet de patiënten. Om Jos de Blok (jaren geleden!) te citeren: managers hebben hun baan gekregen, omdat ze in het systeem passen, volgzaam zijn. En bestuurders maken dingen, die gemakkelijk zijn, moeilijk om de eigen positie ‘waar’ te maken. Dus hebben ziekenhuizen hun eigen verkoopafdeling en PR-teams. En om alles in ‘goede banen’ te leiden, is de bureaucratie leidend niet de zorgverlening. Jaren geleden schreef ik: pas op als slechte hulpverleners bestuurders worden. Laten we de zorg weer centraal stellen – verzuchtte Ernst Kuipers recentelijk – dat is al moeilijk genoeg. Inderdaad, zorg is zelden eenvoudig en veelal complex. En dan is nog niets gezegd over de ‘zorgvrager’ (die meestal wordt geacht de mond te houden! Vrager?).
Voor goede zorg en voor complexe zorg is een goed samenwerkend en gekwalificeerd (dus verschillende vaardigheden, die perfect kunnen worden uitgevoerd) team nodig. Vergelijk het met een voetbalteam: hoe van aanvallers en verdedigers, van sprinters en hoogspringers, van ervaren rotten en onstuimig talent, van briljante technici en doordouwers een geheel te maken. Een team dat kwaliteit levert. Ja, een coach kan daarbij nuttig zijn, maar een wel een coach, die het team, niet zijn eigen positie centraal stelt. Het komt aan op de uitvoering op het veld door het gehele team en de individuele speler: een voor allen – allen voor een! Het team maakt het verschil, niet de coach!
Complexe zorg in het markt-gedreven stelsel van de zorg lijkt echter op straatvoetbal. De coach predikt: de bal zover mogelijk vooruit en je ziet wel wie de bal straks heeft. In de zorgpraktijk: haal de zorgvrager binnen (die eenmaal binnen patiënt heet, waar de ‘zorgverzekeraar’ zegt voor op te komen) en daarna zien we wel verder. Als het (even) niet uit komt blijft de patiënt maar even buiten staan; wachtlijsten dus. Wachtlijsten zijn investeringen voor later. En die patiënt? Dat is de speelbal!
Het is niet alleen straatvoetbal. In de praktijk van langdurige zorg is het vooral paniekvoetbal. De centrale verdediger kan de doelman niet vertrouwen: dus niet terugspelen. Verdedigers zien, dat aanvallers een andere opdracht hebben van de coach: ze lopen niet vrij, ze bieden zich niet aan en als ze de bal hebben lopen ze zich vast. Dus is de oplossing: maar een flinke trap tegen de bal en dan zien we wel verder. Spitsen zien een centrale verdediger en een vast terugspeelpunt op het middenveld als overbodig; het haalt de dynamiek en verrassing uit het spel. Een spits ziet wel, dat een keeper nodig is, maar erop terugspelen is een zwaktebod: de keeper is er om te passeren.
Wie laat zich door zo een team met paniekvoetbal behandelen? Wij allemaal, want we hebben geen keuze. Het is ‘geregeld’ door de relevante partijen: verzekeraars, de managers, de zorgautoriteit namens het ministerie van Volksgezondheid na advies van het zorginstituut. Nee, het is geen paniek! De zorg is dicht gereguleerd met financiële klemmen, onwrikbare protocollen en wat ‘kwaliteitsstandaarden’ wordt genoemd. Daar is geen ruimte voor ‘een pas op maat’! Naar voren die bal! Die ‘relevante partijen’ zeggen dat het goed is! Hoe ze dat weten? Ze kijken naar hoe de regels (die ze zelf hebben verzonnen) worden toegepast, hoe de gegevens (die voor het ‘managen’ belangrijk zijn) worden vastgelegd, en hoe tevreden hun aanspreekpunten in de organisatie zijn, kortom naar heel veel, irrelevante indicatoren. Inderdaad, ze kunnen niet zien of het goed is. Zouden ze het willen weten?
Zo erg kan het niet zijn met de marktwerking in de zorg. Nee, kijk maar naar de tevredenheid van de patiënt (u weet wel, die vroegere zorgvrager). Nee, die zit niet aan tafel (daar zit die maar in de weg, het is al zo druk en we moeten onze tijd effectief gebruiken), maar wij (de relevante partijen) houden de vinger wel aan de pols. De patiënt wordt (als die aanspreekbaar is, wat helaas niet altijd het geval – meer – is) altijd om een mening gevraagd. En wat blijkt, Nederland scoort hoog op patiënt-tevredenheid in Europa en wereldwijd! Dus!? Inderdaad: het kan nog slechter! Dus, het is nog niet zo slecht! Toch?