In Nederland is het verzoek om euthanasie een recht, waar mensen terecht gebruik van maken. Terecht zijn artsen soms bereid om aan een dergelijk verzoek binnen de grenzen van de wet gehoor te geven.Het verzoek tot dood is – ondanks de zorgvuldige wetgeving – soms moeilijk te beoordelen en moeilijk uit te voeren, zoals in het geval van dementie.Wanneer ‘moet’ een demente dood? De vraag wordt dringend, want dementie dreigt als nieuwe epidemie, ondanks wekelijks nieuws over ‘doorbraken’. Het doet denken aan de wijze, waarop over de AIDS epidemie – drie decennia geleden – werd gerapporteerd. Eerst nu is er voor deze honderden miljoenen doden tellende epidemie een reëel zicht op een aanpak. Ook voor dementie geldt een ontelbaar, toekomstig dodental, omdat een doorbraak veel tijd en inspanning zal vragen. Ook op dementie rust een taboe en vrees zoals eerder voor AIDS. Ook hier zullen taboe en vrees tot veel ongeluk en ongelukken leiden.
Het taboe leidt tot het niet willen weten van de dementie. Patiënt, familie en veelal ook de hulpverlener gaan aan de symptomen voorbij tot zij niet meer over het hoofd gezien kunnen worden. Als het zover is, slaat de vrees toe.
De vrees is het meest zichtbaar in een verzoek van de patiënt, gesteund door de familie, om euthanasie ‘als het zover is’. Maar als het zover is, komt het verzoek noodzakelijkerwijze buiten de patiënt om ter discussie. Euthanasie bij het vroegtijdige verzoek voldoet nog niet aan de wettelijke voorwaarde ‘ondraaglijk lijden’. Zo erg is de vrees meestal niet. Maar later voldoet het criterium ‘ondraaglijk lijden’ ook niet, want de patiënt weet niet meer ‘dat het zover is’. Mogelijk is het lijden voor de naasten ondragelijk, maar daar is euthanasie niet voor bedoeld.
‘Als het zover is’ is de patiënt ‘wilsonbekwaam’ en is hij het vroegere verzoek vergeten.
Het vroegtijdige verzoek om euthanasie ‘als het zover is’ is mogelijk ook een teken van wilsonbekwaamheid. Bij een adolescent met een vergevorderde kanker zal het verzoek om euthanasie in veel geval niet ontvankelijk worden verklaard door betrokken ouders en deskundig oncoloog. Mogelijk slaat de laatste therapie nog aan. De patiënt is jong; er is nog hoop. Voor een oude, nog niet zo demente patiënt is de hoop blijkbaar snel vervlogen.
De suïcidale psychiatrische patiënt is op voorhand al wilsonbekwaam. Een euthanasieverzoek is niet aan de orde. De zelfmoordenaar doet het verzoek ook niet. Hij kan het zelf (nog). Kortom, er zijn blijkbaar omstandigheden, waarin een verzoek om dood te gaan niet ontvankelijk is, omdat de patiënt ‘niet zichzelf’ is. Bij dementie past het vroegere verzoek van ‘als het zover is’ per definitie niet bij de huidige patiënt. Immers familieleden en de vertrouwde (huis)arts zullen vaststellen, dat de patiënt niet meer de oude is. Logischerwijs geldt het oude euthanasie verzoek niet meer.
De vraag ‘hoe lang is het oude verzoek om dood te gaan geldig?’ is buiten de orde evenals de vraag ‘moet het euthanasieverzoek gedaan zijn met de kennis van een ‘ernstige ziekte’ of is een vermoeden of redelijke kans voldoende?’. Dan komt iedere Nederlander in aanmerking.
De wetgeving om onder specifieke, welgedefinieerde voorwaarden een leven ongestraft, maar wel getoetst te mogen beëindigen is een groot goed. Maar als het gebruik ervan wordt geleid door vooroordeel/taboe en vrees dreigt de wet een instrument om te doden te worden. De wet beoogde het individu met een ondraaglijk, uitzichtloos lijden wegens een ongeneeslijke aandoening te helpen; alleen die patiënt.
De Nederlandse staat heeft zichzelf van de plicht om te oordelen over leven en dood en deze plicht uit te voeren ontheven. Het verzoek tot zelfdood is overgedragen aan de individuele burger; de beoordeling en uitvoering aan medische professie.In het geval van dementie, kan het individu niet meer kiezen. De liefhebbende naasten kunnen hun lijden niet aan zien. De arts dient te oordelen als onafhankelijke deskundige, maar laat zich soms leiden door het lijden van de naasten. Dat leidt tot: dement dood. Er wordt een grens overschreden.