De baas van de Nederlandse Patiënten en Consumenten Federatie (NPCF), waaronder veel ouderen vallen, stelde recentelijk: ‘Het gaat erom om zo gezond mogelijk oud te worden en op een gegeven moment is het ook wel genoeg’. Dat roept vragen op. Op basis van wat vindt de federatie dat een oud persoon het genoeg moet vinden? De basis is – zo blijkt uit de toelichting – dat oude mensen het ‘wel genoeg’ zouden moeten vinden als ze zouden weten wat een medische ingreep bij terminale patiënten betekent, in het bijzonder wat het kost. Dus als je oude mensen vertelt wat een ingreep kost dan hoeven ze de ingreep niet meer, is de onderliggende redenering van de federatie.
De redenering lijkt op die van de Raad voor Volksgezondheid en Zorg van jaren geleden: maak de patiënt een ‘echte consument’. Dat betekent: de patiënt moet beter geïnformeerd worden over de kwaliteit van de zorg, de gevolgen van een ingreep, over de kosten en een betaalrelatie aangaan met de dienstverlener. Het resultaat zou zijn: minder gebruik van zorg en dus minder kosten. De Raad beperkt dit gelukkig niet tot ouderen, want dat is een vorm van ageisme, waar de federatie zich wel schuldig aan maakt. Maar de redenering deugt niet.
De redenering van raad en federatie raakt aan de vrije keuze van de patiënt en (daarmee) aan belangen van patiënten en consumenten in de zorg. Deze gaat voorbij aan de kwetsbaarheid van veel patiënten, die zich veelal niet als ‘echte consumenten’ kunnen gedragen vanwege gebrek aan kennis en zekerheid. Dat geldt in het bijzonder voor kwetsbare ouderen. De redenering gaat ook voorbij aan de gevolgen van uitgesteld consult en/of behandeling. Maar onder het standpunt van de NPCF ligt nog een andere vraag: gaat het er inderdaad om ‘zo gezond mogelijk oud worden’?
Oud worden is vanaf het midden van de vorige eeuw een ‘gewoon verschijnsel’ geworden in ‘westerse maatschappijen’. Maar dat gewone werd toen wel gezien als een ‘deficit’, een gebrek. Oud worden is dan wel geen gedefinieerde ziekte, maar het was en is wel een probleem dat ‘behandeld’ moet worden. Sindsdien richt het onderzoek naar oud worden – van biologie tot sociologie – zich op de vraag ‘hoe de gebreken van de ouderdom te behandelen c.q. te voorkomen?’ ‘Gezond oud worden’ is dan het adagium, een wijsheid die haar waarde schijnbaar bewezen heeft. Dus zeggen oude Nederlanders bij de vraag wat is het belangrijkste bij ouder worden: gezond oud worden.
De medicalisering in de westerse maatschappijen heeft de idee van ‘gezond oud worden’ verder verstrekt en wereldwijd uitgedragen. Er is en wordt – met name in de psychologie en sociologie – wel op gewezen dat dit (het deficitmodel) een te eenzijdige benadering is, maar onderzoek dat zich richt op leren van zelfmanagement of participatiemogelijkheden gaat in feite ook van een deficit uit. Goed oud worden betekent in dat deficitmodel in feite jong blijven (geen rimpels, geen gebreken, meedoen en fit en vrolijk blijven; het nieuwe ouder worden). Hanne Laceulle heeft erop gewezen dat gerontologische onderzoekers daarmee impliciet een deel van het probleem zijn. Negatieve beeldvorming over oud worden en zijn wordt daarmee in stand houden. Hetzelfde kan gezegd worden van het gemeentelijk en EU beleid waar ‘active ageing’ en ‘healthy ageing’ de leidende begrippen zijn in interventieprogramma’s en workshops en termen die vereist zijn indien men projecten gesubsidieerd wil krijgen.
Simone de Beauvoir heeft in haar historische studie over de ouderdom laten zien dat ‘gezond oud worden’ niet het overheersende beeld was. Oud worden was in veel culturen integraal onderdeel van het leven en daarmee waren ouderen volwaardige en gelijkwaardige deelnemers in de samenleving. Gewoon oud en dat betekent mee doen zover als je kunt. Niets nieuw oud.
Laceulle beschrijft gewoon oud op een intrigerende manier: oud worden is een proces in worden wie je bent. Een groei naar volmaaktheid? Dat misschien niet maar niet anders dan andere processen in het leven. Zoals in andere fases van het leven (denk aan adolescenten, jonge ouders, onervaren werknemers) gaat ‘worden wie je bent’ gepaard met fouten en falen, maar ook met leren, aanpassen en succes. Het gaat niet om ‘nieuw oud worden’, ‘actief oud worden’ of ‘verzilvering’. Het gaat om gewoon oud worden en daarmee samen (leren) leven.