Beleid vraagt tijd, kost geld en veronderstelt vertrouwen. Gezond beleid lijkt dus verstandig: een analyse van wat precies het probleem is en welke effectieve oplossingen voorhanden zijn. Een beleidsanalyse dus om te beoordelen of een maatregel of plan (redelijkerwijze) kan voldoen aan de doelstelling. Die doelstelling betreft altijd een verandering en verandering doet ergens pijn. Verandering vraagt om aanpassing van gedrag, iets doen of laten. Door experiment of ex-ante evaluatie kan de mate van pijn en hoe die te behandelen worden achterhaald. Niets nieuws onder de zon, zou men zeggen. Immers voorstellen voor een gedegen beleidsanalyse zijn een halve eeuw gelden ontwikkeld en getoetst. Toch heeft de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) eind 2014 het nodig gevonden een nota ‘Met kennis van gedrag beleid maken’ uit te brengen, waarin (opnieuw) gepleit wordt voor een systematiek van beleidsanalyses. Gebaseerd op de beleidsanalysemodellen van toen is er een groot aanbod van cursussen om beleidsanalyse te leren. De meeste politici hebben een dergelijke cursus niet gevolgd. En dat is jammer, want daar ligt de kern van het probleem van ongezond beleid. De vandaag te kiezen Provinciale Staten zullen weer beleidsmaatregelen voor of over de burger bedenken, maar de vraag blijft: is dit gezond beleid. Immers ‘alles is gezondheid’ weet het ministerie van VWS. Maar de echte vraag is: heeft de politicus voldoende kennis over menselijk gedrag?
Een kwart eeuw geleden is aangetoond (sociale productie functie theorie en sociale vergelijkingstheorie) dat gedrag niet geleid wordt door rationele afweging, maar door emoties. Meer dan een halve eeuw is de cognitieve dissonantie bekend. Toch veronderstellen politieke beleidsmakers nog steeds de werkzaamheid van rationele keuzes (zoals de economie veronderstelt). Dus wordt beleid gebaseerd op financiële prikkels (privatisering) om calculerende burgers (quod non) de weg te wijzen. Na het dramatische voorbeeld van de liberalisering van de taximarkt eind jaren 90 (de veronderstelling dat klanten met chauffeurs zouden gaan onderhandelen over de beste prijs-kwaliteit verhouding bleek onjuist met als gevolg dat taxiprijzen fors hoger werden), menen politici (nog steeds) dat marktwerking de zorg goedkoper maakt, maar het tegendeel blijkt opnieuw! De WRR concludeert dan ook dat gedragswetenschappelijk onderzoek beleidsmakers kan ‘behoeden voor misschien wel (politiek) aantrekkelijke maar welbeschouwd te simpele intuities over ‘wat werkt’.’
De Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling (RMO) was de WRR voor met het rapport ‘De verleiding weerstaan’). De RMO concludeert met het advies ‘watching behavior before writing the rules’ dat ‘psychologische kennis te vaak ad-hoc is georganiseerd bij de overheid.’
Het oude nieuws, dat mensen niet doen wat economen wensen en politici geloven, leidt tot veelal ongezonde gevolgen en nu is ‘nudging’ populair geworden. Nudging probeert gedrag te beinvloeden waarbij bewust wordt ingespeeld op de beperkte rationaliteit van burgers teneinde hun een ‘duwtje’ te geven in de gewenste richting. Reclame bureaus doen dit al eeuwen, maar nu populair bij politici. Dus een nieuw aanpak, bijvoorbeeld om gezondheid te bevorderen met als slogan ‘alles is gezondheid’. Weg met de TV spotjes over gezond eten; dat is betutteling. Geen geld meer voor stoppen met roken; dat is eigen verantwoordelijkheid van burgers. Wat te doen tegen overgewicht? Geef burgers juiste informatie met aantrekkelijk aanbod (goedkope prijs voor gezond product) dat leidt ‘vanzelf’ tot de juiste weg. Eigen verantwoordelijkheid en bewust kiezen zijn de pijlers van het gezondheidsbeleid, met nudging als ‘theorie’ en als motto ‘eigen schuld, dikke bult!’ Opnieuw blijkt het advies ‘begrijp eerst het gedrag van mensen en specificeer hoe het beleid dat wil veranderen alvorens regels te maken’ niet besteed aan politici.
Toch is het 2 voor 12. Maatschappelijke problemen (ongezond gedrag, ongezonde omgeving) zijn alleen oplosbaar als gedrag van burgers duurzaam verandert. Privatisering en marktmechanismen leiden tot meer keuzes, maar niet per se tot gezonde. Door te veel keuzes ziet men door de bomen het bos niet meer. Dat leidt tot korte termijn keuzes. De nadruk op eigen verantwoordelijkheid leidt tot meer ongezond gedrag, omdat burgers het ‘goede’ niet kennen en/of niet kunnen bereiken. Politici doen hetzelfde als de burgers. Door het gebrek aan een goede analyse kiezen zij voor symptoombestrijding. De onderliggende structurele oorzaken worden – nolens/volens – onvoldoende onderkend en dat leidt tot ongezond beleid. De burger mag vandaag kiezen; keuze genoeg, maar met welk gevolg?