Gezondheidsvoorlichting en -opvoeding – afgekort als gvo – klinkt niet alleen paternalistisch maar ook als een vloek, zo zei de hoogleraar sociale geneeskunde Mertens bij zijn afscheid van de katholieke universiteit Nijmegen in 1980. Het belang ervan is er niet minder om, zo toonde hij. De overheid zag het als een plicht bij te dragen aan de gezondheidsopvoeding van de burger. Het gvo heeft, paternalistisch, veel gezondheid gebracht voor de Nederlandse burger. Inmiddels rust er een vloek op paternalistische bevordering van gezond gedrag door de overheid. Dat is volgens de liberale inzichten van de minister van Volksgezondheid bemoeizucht en betutteling. Het is ziekelijk dat te willen. Het beperkt de eigen keuze van de burger. Laat de burger zelf bepalen of hij gezond wil leven.
Toch mag dwang tot ‘gezond’ gedrag soms. Het mag als het ongezonde gedrag van de burger de andere burger kan schaden zoals bij rijden onder invloed, roken in openbare ruimte of met de mobiele telefoon in de hand bellen tijdens het auto rijden. Dat is wel bemoeizucht maar in het ‘algemeen belang’. Consequent wordt het niet toegepast. Roken in huis met (kleine) kinderen schaadt de ander ook; autorijden met een brandende sigaret in de hand is gevaarlijk voor inzittenden en ook voor andere weggebruikers. Daar doet de overheid niets aan, want dat beknot de volwassen burger in zijn keuzes.
Het omgekeerde komt ook voor: hoewel de ander geen gevaar loopt mag dwang soms wel. Rijden zonder autogordel om brengt alleen de rijder in gevaar, niet de andere weggebruiker. Hetzelfde geldt voor de brommerhelm. Er zijn verboden ter bescherming van de individuele burger omdat deze blijkbaar zelf niet kan kiezen.
Niet altijd is duidelijk waar de overheid haar keuze op baseert om de volwassen burger zelf wel of geen keuzes te laten maken. Wetenschappelijke inzichten hebben duidelijk gemaakt dat bij teveel aan keuze mogelijkheden de burger geen keuze kan maken. Hij ziet door de vele bomen het bos niet meer. Kiezen vraagt een stramien, een ordening van waarden. Dat vraagt wilskracht. Wilskracht is aan basisvoorwaarde voor keuze, ook voor een keuze voor gezond gedrag.
Ongezonde leefstijl neemt wereldwijd toe met als uitschieters voeding, beweging en drugs (waaronder alcohol). Daar zijn verschillende verklaringen voor, waaronder de ‘toename van welvaart’. De toename van de welvaart leidt niet alleen tot een afvalprobleem, maar ook een afvallen probleem. Overvoeding is wereldwijd inmiddels een groter probleem dan ondervoeding. Niet onbegrijpelijk. Ieder levend wezen heeft gedurende de evolutie geleerd te vechten om te eten. Daar, waar het in overvloed is, eet het overvloedig. Uit die overvloed neemt kiest het het gemakkelijkste. Fastfood dus. Om iets anders te kiezen is wilskracht nodig. Wilskracht is een menselijke eigenschap. ‘Willpower is the greatest human strength’ kopt internet met boeken om het te leren. Wilskracht kost energie. De moderne mens is zijn wilskracht blijkbaar kwijtgeraakt.
Gebrek aan wilskracht is een welvaartsprobleem. Vóór de welvaart hadden mensen weinig keuze en regels bepaalden de verdeling van de schaarste. Bij schaarste moet men zijn kans grijpen maar – zo weten wolven en primaten – binnen regels. Toepassen van regels is in het algemeen belang, want het brengt rust, regelmaat en zekerheid en dat helpt de schaarste te verdelen. Vroeger bracht opvoeding thuis en op school regels, regelmaat en rust en dat geeft energie voor wilskracht. Kwajongens streken en stoeipartijen waren aan de orde van de dag, maar pasten binnen de grenzen. Met de welvaart zijn de grenzen verdwenen en daarmee zijn de keuzes oneindig. Streken heten nu ADHD of asociaal gedrag. De wilskracht om orde te brengen in de chaos ontbreekt.
Door nu de keuzes voor gezond gedrag bij de burger te leggen gaat de overheid voorbij aan het onvermogen van de burger om te kiezen en de gedragsconsequenties van die keuzes vol te houden.
Dat een keuze voor gezond gedrag in het algemeen belang is leidt wetenschappelijk geen twijfel. De gevolgen van wel of niet gezond gedrag raken – op korte en lange termijn – iedereen (infectiegevaar, beschikbaarheid zorgvoorzieningen, milieuverontreiniging, kosten van behandeling en zorg). Er is dus alle reden om van overheidswege maatregelen te nemen. Dat gebeurt soms wel, soms niet. Het gebeurt nu niet als het om het stimuleren van gezonde leefstijl bij burgers gaat. Onder het mom ‘de burger moet zelf kiezen’ schaadt de minister van volksgezondheid het algemeen belang.
De overheid al instituut weet beter. Zij laat dat op andere terreinen zien. Zo worden de regels voor autogordel of bromfietshelm niet afgeschaft, al doet de ongezonde verhoging van de maximum snelheid erger vermoeden.
Er is goed nieuws als de minister van volksgezondheid iets wil doen voor de gezondheid van de Nederlandse burger. De juiste keuzes maken voor gezond gedrag en gezond gedrag volhouden zijn te leren, stap voor stap, zo leert wetenschappelijk onderzoek. Regels helpen daarbij zoals bij verkeersveiligheid. Op 1 november jl. hield de Koninklijke Nederlandse Maatschappij tot bevordering van de Geneeskunst een conferentie ‘Prikkels in Preventie’. Burgers willen gezonder leven, maar weten niet hoe, was de boodschap. Volwassen burgers vragen om steun om het juiste gedrag toe te kunnen passen. Artsen, verzekeraars, gemeenten, het ministerie kunnen voor die steun zorgen. Door paternalistische maatregelen wordt gezondheidsgedrag gestimuleerd maar dat klinkt als vloeken in de nieuwe, liberale kerk.
Gezond gedrag kan en moet. Het is een taak van de overheid in belang van het algemeen. De centrale overheid kan de voorwaarden hiervoor scheppen, de lokale overheden kunnen samen met andere partijen die voorwaarden implementeren. De burger doet het. De eerste voorwaarde is men moet het willen. Wil de minister prikkels voor gezond gedrag? Het vraagt wilskracht. Gezonde wilskracht. Het levert veel, kost een beetje.
Twee zaken zijn van belang voor gezonde wilskracht. Het ene ligt bij de burger: aanleren van vaardigheden voor gezond gedrag, stap voor stap. Eerst de ouders, dan volgen de kinderen zo leren wetenschappelijk onderzoek en volkswijsheid: goed voorbeeld doet goed volgen. Het vraagt om weten/zien/voelen en doen. Voor scholen, buurten, werkomgeving geldt eveneens: weten en doen. Goede bedoelingen zijn niet genoeg, de concrete actie telt.
De minister kan er de prikkels voor geven, dat is het andere, door wet- en regelgeving. Er zijn vele opties. Bijvoorbeeld inzake overgewicht: een wettelijk verbod op dik zijn (dikke straf), of een stap eerder belasting op vet eten (vet tax) of dichter bij huis alleen gezond eten in schoolkantines, of (stokpaardje van de minister) meer sporten. Het laatste helpt niet als sportkantines vol liggen met frikadellen en vol hangen met rook.
Gezonde wilskracht vraagt een integrale aanpak. Het kan als men wil. Dat vraagt wilskracht.