Ouderenzorg in achteruit.

Opnieuw terechte heibel over de kwaliteit van de ouderenzorg, nu dank zij een rapport van de Inspectie voor de Volksgezondheid. De inhoud van dat rapport is zorgwekkend voor nu en toekomstige kwetsbare ouderen. Het toont ook het onvermogen van de landelijke overheid beleidsmaatregelen effectief te doen zijn. Het is ook zorgelijk nu gemeentelijke overheden de verantwoordelijkheid voor grote delen van de ouderenzorg moeten gaan overnemen.

Hoewel de inhoudelijke bevindingen zorgwekkend zijn, probeert de Inspectie de pil te vergulden met de titel ‘Verbetering kwaliteit ouderenzorg gaat langzaam’. Ook in het rapport worden de bevindingen soms ‘vergoelijkt’. Ook dat baart zorgen, omdat de toekomst daarmee niet wordt gediend. Landelijke en gemeentelijk overheden zouden bij harde conclusies gewaarschuwd zijn (en dus voor twee tellen, wat nuttig is in gesprekken met zorgaanbieders en financiers) en daar mogelijk baat bij hebben met de aanpak van de ‘kanteling’.

Een harde conclusie is, dat de kwaliteit van de ouderenzorg feitelijk achteruit gaat en al jaren in de achteruit staat. Veertig jaar geleden toonde onderzoek al aan dat de kwaliteit van zorg aan bewoners van verpleeghuizen te wensen over liet. Toen de Staatssecretaris voor Volksgezondheid 9 jaar geleden riep ‘er moeten meer handen aan het bed’ (en daar geld voor reserveerde, waarvan het nut nu twijfelachtig blijkt), is door deskundigen gesteld dat niet het aantal handen, maar de kwaliteit van die handen essentieel is. Dezelfde deskundigen wezen op twee fundamentele kwaliteitsproblemen in de (langdurige) (ouderen)zorg: het personeel en de organisatie. Nu mogen we vaststellen dat daar niets mee gedaan is. Die staatssecretaris is nu Minister van Onderwijs dus dat doet het ergste vrezen voor die sector.

De Inspectie stelt dat er wordt hard gewerkt in de ouderenzorg en medewerkers zeer gemotiveerd zijn. Dit blijkt echter niet uit het onderzoek. Desgevraagd hebben medewerkers gezegd dat ze het werk ‘leuk’ vinden, maar wel te weinig tijd hebben voor de ‘cliënt’. Er staat echter wel een harde conclusie over het personeel namelijk dat de kwaliteit van het personeel te wensen over laat. Het ontbeert het personeel aan kennis en vaardigheden stelt de Inspectie vast. Hun kennis en vaardigheden zijn niet afgestemd op de zorgbehoeften van ‘hun cliënten’. Sterker nog: de deskundigheid van het personeel ‘groeit onvoldoende mee’ met de complexer wordende zorgbehoefte. Dat is achteruitgang. Het zegt iets over het personeel, maar ook over de organisatie en de bestuurders. Daar zijn lessen uit te leren.

Ook al doen veel medewerkers hun best en al is het werk zwaar, er valt bij menig verzorgende af te dingen op deskundigheid, betrokkenheid en inzet. Dit is af te leiden aan hun uiterlijke verzorging, die hygiëne en vertrouwdheid niet bevorderen. In andere landen heeft men uniforme werkkleding hetgeen vertrouwen wekt en herkenbaarheid en veiligheid ten goede komt. Ook de ontastbaarheid van de ‘koffietijd’ van de ‘verzorgenden’, waardoor ‘verzorgden’ niet verzorgd worden of ‘in de steek gelaten’ worden (bij toilet, wassen e.d.) verraadt het gebrek aan betrokkenheid.
Het groeiend aantal deeltijd (gemiddeld werkt men 18 uur per week) werknemers in de ouderenzorg komt de zorg niet ten goede. Onderzoek van enkele jaren geleden geeft aan dat niet de inhoud van het beroep, maar ‘wat extra inkomsten’ de voornaamste reden is voor het deeltijdwerk in de zorg. Voor zowel werkgever als deeltijd werknemer blijkt daarnaast ‘flexibele inzet’ een belangrijke reden deeltijdwerk. Het gaat niet om de ‘cliënt’, maar om de centen en gemakkelijk dingen kunnen regelen/aanpassen. Zou dit ten koste kunnen gaan van continuïteit en kwaliteit van zorg?

Als het aan deskundigheid ontbreekt, is gerichte (bij)scholing het eerste dat ter hand moet worden genomen. Toch ontbreekt het daaraan in veel organisaties of is het aanbod te vrijblijvend, waardoor medewerkers niet deel nemen (betrokkenheid, motivatie?). Bovendien, men kan vaak niet (flexibele inzet?).

De aanwezigheid van ‘kwaliteitsprotocollen’ en van een kwaliteitsmanager op zich verbeteren de kwaliteit niet. Toepassing van die kwaliteitsprotocollen in de praktijk van alledag is nodig, maar juist dat gebeurt niet, meldt de Inspectie. Betrokkenheid, motivatie of deugen die protocollen niet in de praktijk? De meeste instellingen hebben moeite met de ‘implementatie’! Dat zegt iets over de organisatie/bestuurders en over de medewerkers.
Hetzelfde geldt voor de conclusie, dat er wel zorgplannen zijn, maar meestal verouderd. Het is ‘papier’. Inderdaad blijken die zorgplannen veelal niet uitgewerkt te worden in concrete doelen en acties. Bovendien is niet duidelijk wie waar verantwoordelijk voor is. Dus is niet duidelijk wat er gaat gebeuren in de zorg of welke effecten men verwacht. Moeten cliënten, familie, bestuurders en toezichthouders daar genoegen mee nemen? Blijkbaar.

Misschien is het meest schokkende van het rapport niet dat de kwaliteit van ouderenzorg achteruit gaat, maar dat niets aan gedaan wordt. Hoe wordt het beleid bijgesteld? Hoe worden verbeteringen ‘afgedwongen’? Niet! Binnen de huidige opvattingen over ‘eigen verantwoordelijkheid’ en ‘marktwerking’ wordt verwacht dat iedere zorgorganisatie ‘in de spiegel’ kijkt. Maar die doen dat niet, zo blijkt uit het onderzoek. Ze hebben blijkbaar iets beters te doen dan werken aan de kwaliteit van zorg voor de hun toegewezen cliënten, waar ze goed voor betaald krijgen. De overheden en toezichthouders vragen de zorginstellingen ‘hun verantwoordelijkheid te nemen’. Dat gebeurt al jaren niet. Kunnen ze niet? Willen ze niet? Hoe dan ook: de kwaliteit van de ouderenzorg in Nederland gaat achteruit! En in Den Haag maar praten over de toekomstige langdurige zorg, terwijl men de huidige op zijn beloop laat. Arme (toekomstige) ouderen die zijn aangewezen op de Nederlandse ouderenzorg.

Author: Wim van den Heuvel

W.J.A. (Wim) van den Heuvel is born in Nuenen, the Netherlands. He is professor emeritus of the University of Groningen and of Maastricht University, the Netherlands, but still works as advisor/consultant/researcher. After Grammar School (Dutch: ‘Gymnasium’), he got his masters in Sociology and his PhD (thesis on ‘Adjustment in Nursing Homes’) at Radboud University Nijmegen. After assistant Professor at the Institute of Social Medicine, and of the Gerontology Centre, Radboud University Nijmegen (1969-1975) he was pointed as Director of the Institute of Social Oncology (Dutch Cancer Society, KWF), Amsterdam (1976 -1980). In 1979 Queen Juliana appointed him as Professor of medical sociology, University of Groningen, Faculty of Social Sciences and Faculty of Medicine. In 1989 he also became Scientific Director of the Northern Centre for Health and Research University of Groningen. In the period 2000-2005 he was working as Professor in Rehabilitation and Handicap Maastricht University, Maastricht, also acting as Director General Institute for Rehabilitation Research and as Scientific Director of Research school of Primary Health Care Research (CaRe), Maastricht University. He was visiting professor at Syracuse University USA (1975), the University of Vienna, Austria (1997) and Titu Maiorescu University, Bucharest, Romania (2008). Besides visiting professorships he made study tours to Brazil, Australia, China, Cuba, India, New-Zealand and USA. During his professorship he supervised successfully 61 PhD students. He was project leader of various international research and development projects (financed by EU or the Dutch Ministry of Foreign Affairs), including subjects like developments of primary health care, palliative care, home care for the aged, primary health care, care for specific diagnosis like cancer, rheumatoid arthritis, and spina bifida. These projects included researchers and practitioners from Belgium, Croatia, Czech Republic, France, Germany, Greece, Ireland, Italy, Norway, Poland, Romania, Slovenia, Slovakia, Sweden, Switzerland, and United Kingdom. He received various rewards, including Academy Medal University PJ Safarit, Kosice, Slovakia, Honorary member of Romania Society of Family Medicine/General Practice, Romania, Honorary member of the European Society of Health and Medical Sociology, Honorary member Academy of Medical Sciences, Romania, Academy Medal University of Groningen, The Netherlands, Officer in Royal Order Oranje Nassau, The Netherlands, Siglium University of Krakow. He chaired – and still chairs - various national and international committees all related to scientific research in health care and gerontology.

Leave a Reply

Your email address will not be published.


Required