In praktijk, beleid en wetenschap zijn begrippen belangrijk: zij helpen om complexe relaties te doorzien en daarmee oplossingen mogelijk te maken. Begrippen zijn als abstracties handige hulpmiddelen. Er zit ook een gevaar aan het gebruik van abstracte begrippen: het leidt gemakkelijk tot reductie van de werkelijkheid tot – zo mogelijk – één dimensie.
Begrippen zijn soms populair, met name als ze de werkelijkheid kunnen vereenvoudigen, en daarmee aan mode onderhevig. Dan zijn ze gevaarlijk! Ze leiden tot een vertekening van en daarmee tot een vervreemding van de werkelijkheid. De vervreemde werkelijkheid wordt echter als ‘hype’ massaal als waar ervaren. Vraagtekens bij die verworden werkelijkheid zijn niet welkom. Gebrek aan kritische analyse leidt tot een onderdrukkende maatschappij : one dimensional man schreef Marcuse al in 1964. Ook nu zijn er voorbeelden te over: inclusief beleid, integratiebeleid, richtlijnen, design for all.
Inclusief beleid richt de maatschappij zo in, dat iedereen past. Een maatregel, een norm is voldoende. Het past iedereen. En wie niet past, is niet de uitzondering op de regel, maar de deviant, de vreemdeling. Inclusief beleid wordt gebruikt om géén gericht beleid voor mensen met een functiebeperking te voeren; dus blijven mensen met een functiebeperking uitgesloten. Inclusief beleid is repressief; sluit uit en sluit op.
Integratie beoogt ieder individu ontwikkelingkansen te geven, mee te laten doen, niet uit te sluiten. Het is een logische consequentie van het begrip mensenrechten (het recht van ieder mens op zelfbeschikking, autonomie en leven; mocht dat in gevaar komen dan is (rechts)bijstand vanuit de maatschappij verplicht). Integratiebeleid benadrukt echter dat de ander anders is. Die ander moet zich ‘dus’ aanpassen. Integratiebeleid poogt zelfbeschikking in te perken: jij past hier niet, tenzij. En met een geestelijke beperking wordt er voor en zonder je beslist, ook al gaat het over je eigen pasgeborene. Moet men daar begrip voor hebben?
Richtlijnen, onder meer populair in de gezondheidszorg, zijn een middel om een behandelaar te ondersteunen bij zijn beslissingen. Ze zijn gebaseerd op de niet bestaande ‘gemiddelde patiënt’ (vaak mannelijk en jong). Afwijken van een richtlijn kan even noodzakelijk zijn als volgen. Nu gaat dezelfde richtlijn gebruikt worden om te bepalen over de behandeling vergoed wordt: richtlijn wordt dwang. De oplossing past niet bij het werkelijke probleem van de patiënt. Dan moet het probleem worden aangepast naar de oplossing. Er is in het beleid geen begrip voor, dat de nodige zorg voor een patiënt niet in een richtlijn is te vangen: arme patiënt, arme hulpverlener. Maar alleen toepassing van de richtlijn wordt vergoed: wie betaalt bepaalt, ook al is het fout.
Design for all wordt als oplossing gezien voor wonen voor iedereen. Bouw zodanig dat het iedereen past. Dan zijn woningen ‘vanzelf’ geschikt voor mensen met een functiebeperking en ouderen, die zorg nodig hebben. Maar het leven is veranderlijk en zo zijn behoeften en noden. Wat eerder paste, voldoet nu niet meer. Dat vraagt om een design op maat.
Begrip voor de moeilijke situatie, waarin een burger soms kan verkeren, is essentieel voor een democratische staat. Dat begrip dient gepaard te gaan met analyse en oplossingsgerichte ondersteuning. De moeilijke situatie is per definitie niet eenvoudig noch eendimensioneel. Om die te doorgronden zijn abstracte begrippen nodig. Deze zijn hulpmiddelen, geen oplossingen. Zij zijn ongeschikt voor direct gebruik in beleid en praktijk; worden ze daar toch gebruikt dan begrip ver zoek.