Vroeger (in 1975) bestond er, aldus Ivan Wolffers bij zijn afscheidscollege, één geneeskunde: wetenschappelijke geneeskunde. Blijkbaar bestaat die niet meer. Wolffers vraagt om de medische wetenschap met een groot verhaal, met een visie en een kompas om gezond te blijven. Dat is geen vraag voor wetenschappelijke geneeskunde, maar een vraag voor ‘geneeskunst’ (gezondheidsbeleid). M.i. is het van belang een onderscheid te maken tussen de geneeskunde (kennis en techniek) en de geneeskunst (de toepassing van die kennis en techniek op macro en micro niveau). In 1975 was er m.i. sprake van geneeskunst vanwege schaarse kennis en techniek. Er was amper sprake van een wetenschappelijke geneeskunde; zie het proefschrift van Henk Mulder over de ontwikkeling van het medisch kunnen. Als lid van de wetenschappelijke commissie Geneeskunde begin tachtiger jaren bleek mij dat het wetenschappelijk denken en de gebruikte onderzoeksmethodologie in de geneeskunde ver achterliepen bij die in de natuurwetenschappen en de gedragswetenschappen. In het geneeskundig onderzoek is sindsdien wetenschappelijk gezien veel ten goede gekeerd. Wetenschappelijk geneeskundig/medisch onderzoek heeft veel kennis en kunde gebracht.
Volgens Wolffers is het echter flink mis met de wetenschap der geneeskunde vanwege te gedetailleerd onderzoek over de rol van individuele factoren (en dat zou ten koste gaan van preventie), vanwege belangenverstrengeling (en dat zou leiden tot verkeerde onderzoeksvragen en onderzoeksdesigns waarin de echte wereld wordt buitengesloten, en tot verkeerde publicaties en geldstromen voor onderzoek), en vanwege publicatie- en publiciteitsdwang (het valorisatiebeleid).
Wetenschappelijke kennis gaat in kleine stapjes – meestal traag dus – en dus is er inderdaad niet elke dag iets nieuws te melden. Dus wordt er ‘nieuws’ verzonnen, tegenwoordig ook in de wetenschap. Wetenschappelijke kennis wordt opgebouwd uit theorie en methodologie. Om antwoorden op wetenschappelijke vragen te krijgen moet soms, ook in de geneeskunde, afhankelijk van de onderzoeksvraag, de ‘echte wereld’ worden buitengesloten. Wetenschappelijke onderzoekers hanteren een theoretisch kader, geen beleidskader, waarvoor iedere steen wordt getest op de deugdelijkheid voor het gebouw. Het gebouw van de wetenschappelijke geneeskunde is inzicht in het ontstaan van ziekte en daarmee in de mogelijkheden van het voorkomen en/of genezing daarvan.
Een wetenschappelijk probleem is dat voorkomen (preventie) veelal complexer is dan genezen (curatie) en veel meer tijd vraagt alvorens de effecten meet/zichtbaar zijn. Dus weten we meer ‘over statinen en hoe ze ons cholesterol doen dalen dan over effecten van leefstijlinterventies’. Daarbij komt dat de mens (en dus de beleidsmaker en soms ook de onderzoeker) ongeduldig is en daarom de voorkeur geeft aan een snelle – en meestal eenvoudigere – aanpak. Dus wordt een pil gekozen in plaats van een verandering in het gedrag.
Inmiddels is de wereld verder veranderd dankzij kennis en techniek en hebben mensen ‘keuzes’ gemaakt wat daarmee wel of niet te doen met aanzienlijke gevolgen voor leefstijl en leefomgeving. Dit heeft nieuwe kansen en nieuwe problemen gebracht. En opnieuw doet zich hier de vraag voor aan welke oplossing en aan welk wetenschappelijk onderzoek prioriteit te geven: zorg voor mensen met chronische aandoeningen of het voorkomen ervan? Zij die de aandoening hebben kunnen niet meer kiezen. En zij die de aandoening (nog) niet hebben zien de noodzaak van het kiezen niet in.
Wetenschap in de geneeskunde is tegenwoordig het probleem niet meer. Er is veel kennis en kunde. Er zijn twee andere problemen. Het ene is hoe kennis en kunde inzake gezondheid en ziekte in te zetten in de maatschappij: informeren (‘autonomie’) of dwingen (‘bemoeizucht’). Het andere is hoe de burger in nood te helpen: een taak van de gemeenschap (‘solidariteit’) of zelf opknappen (‘eigen verantwoordelijkheid’). Deze zijn geen wetenschappelijke problemen, maar beleidskeuzes.
Als het al dan niet maken van (welke) beleidskeuzes verward wordt met wetenschap (en dat wordt het), dan is het resultaat inderdaad ‘een chaotisch gekwetter door mensen die bezig zijn met kleine onderdelen van wat we weten’.