Zojuist bij de tandarts geweest. De keuze gemaakt voor ‘geen verdoving’. Leuke keuzevraag van de tandarts met een felicitatie voor de keuze; dat scheelt een goede fles wijn, zegt de tandarts. Voor wie denk ik. Toch verzacht de idee de pijn. De eerste ziektekostenpremie voor 2010 is weer bekend. Een verhoging, dat doet pijn, figuurlijk. Het bevestigt de verkeerde keuzes, omdat beleidsmakers in sprookjes geloven en heksen als adviseurs inzetten.
Concurrentie via marktwerking werkt blijkbaar nog niet bij de zorgpremie. Toch moet de burger voor 1 januari 2010 weer kiezen. Na de hausse van 2006 – het eerste jaar dat de burger kon en volgens vertellers over marktwerking in de zorg moest kiezen – is het aantal ‘blijvers’ groot. In 2006 wisselde 19% van de burgers van zorgverzekeraar, de laatste twee jaren steeds 4%. De administratieve lasten zijn hoog. De – door dezelfde sprookjesvertellers veronderstelde daling van de premie voor een ziektekostenverzekering – blijft uit. Het tegendeel is het geval: de premies stijgen gestaag, de verplichte eigen bijdrage stijgt en de kwaliteit in de zorg daalt.
Het sprookje luidde anders. De kwaliteit in de zorg zou stijgen doordat de burger op de markt kon kiezen (en waarom zou de burger niet voor het beste kiezen als het om zijn gezondheid gaat) en dus zouden zorgaanbieders kwaliteit leveren om de burger ‘binnen te halen’ via de zorgverzekeraar, die de beste zorg tegen de gunstigste prijs zou inkopen. Immers de zorgverzekeraar zou handelen in het belang van zijn klant, de verzekerde. Zorgprofessionals handelen uit eigen belang en de markt zou hen tot ander gedrag dwingen (en dat is inderdaad gebeurd). En patiënten zouden kunnen kiezen. Voor het sprookje begon was bekend, dat kiezen voor de meeste patiënten niet mogelijk is. Inmiddels blijkt er nog minder keuze voor de patiënt te zijn; straks zelfs niet meer voor ‘geen verdoving’. De verzekeraar kiest voor de patiënt.
Het is oud nieuws: het sprookje, dat dergelijke maatregelen dergelijke uitkomsten opleveren in de zorg, bestaat nog steeds. Dat in werkelijkheid de maatregelen de burger schaden, wordt niet verteld. De politiek is opportunistisch, weet dat het niet werkt, maar blijft sprookjes vertellen. Politici zijn bang om te kiezen, want zij vrezen de kiezer.
Het Centraal Planbureau becijfert, dat marktwerking in de zorg tot kostenverhoging leidt, terwijl verhoging van kwaliteit niet zeker is. Eerder heb ik aangegeven, dat marktwerking in de zorg én tot kostenverhoging én tot kwaliteitsverlies leidt én de ethiek in de zorg bedreigd. Dat de overheid dit weinig kan schelen, noemt de huidige minister van Volksgezondheid revolutionair. Dat is een verkeerd begrip van revolutie.. Een echte revolutie vraagt om duidelijke en nieuwe keuzes. De minister gaat die duidelijkheid en keuzes uit de weg. Bang? Hij zegt pragmatisch te zijn; inderdaad hij kijkt toe hoe de wal het schip keert en doet – vanwege gemor van de publieke opinie – soms een reddingspoging. Pappen en nat houden. Zelfs de ‘boel bij elkaar houden’ lukt de minister niet. Ieders goed recht niet te kiezen, behalve voor regeerders. En het probleem is, dat zieke mensen de gevolgen daarvan voor de kiezen krijgen.
Kiezen voor kwaliteit van zorg gebeurt niet, omdat er andere dan patiëntenbelangen in het spel zijn. De ‘weerstand’ tegen de hervormingsvoorstellen van de gezondheidszorg in de Verenigde Staten laten die andere belangen opnieuw zien. Verzekeraars komen inderdaad op voor de klanten, de aandeelhouders. Besturen van zorgaanbieders zullen met de komst van private investeerders de belangen van die investeerders behartigen. Door de productie van de zorg te reguleren wordt de zorg gestuurd door managers, die niet de inhoud van de zorg centraal stellen, maar de productie. Sterker nog, de managers weten weinig van de inhoud van de zorg en zijn daar trots op. Zorgprofessionals krijgen instructies, die dwars staan op de zorgethiek, en daarmee worden de professionele autonomie en moraal uitgehold. Zorgprofessionals laten zich dan meer en meer leiden door eigen belang; een ‘self-fulfilling prophecy’. Adviesorganen worden, ook in Nederland, minder en minder onafhankelijk. Het zou in de zorg om de patiënt dienen te gaan, maar wie dat gelooft, gelooft in sprookjes.
Mensen, die zorg nodig hebben, verkeren in onzekerheid en angst. Zij krijgen het voor de kiezen. Dat is geen sprookje. De berichtgeving over een dreigende grieppandemie maakt de burgers bang. Wie heeft belang bij zo een fobie? De tandarts? Een op de 20 Nederlanders heeft een tandartsfobie; 800.000 durven niet naar de tandarts ook al hebben ze een behandeling nodig. Hulpverleners zitten niet op fobische patiënten te wachten.
Ook beleidsmakers kennen angsten. Angst voor de pandemie en angst voor de verkeerde keuze. Angst is een slechte raadgever. Het gevolg: paniekerig aandoende voorstellen voor maatregelen van experts en beleidsmakers. Die vervolgens weer herroepen worden. Zij maken bij voorkeur geen keuzes. ‘Niemand regeert’?
Goede zorg is een hoog goed, evenals een hulpverlener die te vertrouwen is. Een hulpverlener, die je keuze laat voor wel of geen verdoving. Het maakt de hulpverlener niet rijker, de patiënt niet beter. Maar het voelt beter: niet bang zijn voor kiezen. Het is om met een “regeringsleider” te spreken ‘je verantwoordelijkheid durven nemen’. Maar als je daar bang voor bent? Inderdaad, dan regeert de angst.