De toenemende kosten van de gezondheidszorg is niet zomaar een probleem, maar een ‘echte crisis’ zo signaleren sommige wetenschappers. In het debat over die kosten en de toekomstige financierbaarheid van de gezondheidszorg wordt veelvuldig gewezen op de vergrijzing als dé oorzaak van die crisis. De vergrijzing bedreigt de toekomst van de zorg (en nog meer) zo wordt beweerd; een te gemakkelijk en te weinig tegengesproken stellingname. Reeds enige decennia toont internationaal onderzoek dat de vergrijzing slechts een zeer klein percentage van de stijging van de zorgkosten veroorzaakt. Blijkbaar is die bevinding niet welkom in het debat. Onderzoek maakt ook duidelijk dat overconsumptie van ‘klagende consumenten’ en het aanbod van steeds nieuwe technologieën de echte zorgmakers zijn. Die boodschap is blijkbaar ook niet welkom. Wie is tegen nieuwe mogelijkheden van behandeling (genezing of niet)? Wie wil niet het nieuwste van het nieuwste? De klagende burger aanspreken op de consequenties van zijn ‘vrije keuze’ vraagt moed. De beleidsmaker die dat durft verliest draagvlak.
Wie durft de burger aan te spreken op zijn zorggedrag? Niemand. De vergrijzing is daarbij een gemakkelijk gelegenheidsargument, dus veel gebruikt. Vraag de Europese burger en hij bevestigt dat de zorg in de toekomst onbetaalbaar wordt vanwege de vergrijzing. Het ligt niet aan hem, maar aan de ander, de bejaarde. Het gelegenheidsargument stimuleert vooroordeel en voor een verklaring van een probleem is een vooroordeel zeer welkom. Het vooroordeel biedt de mogelijkheid om ‘weg te kijken’ en met de vinger naar de ander te wijzen. Beleidsmakers speculeren over de ruggen van ouderen met het ‘onbetaalbaarheidderivaat’ en ‘ouderen tsunami’ luidt de alarmboodschap.
Er zijn vele en goede redenen, maar andere dan ‘kosten’ en ‘vergrijzing’, voor een debat over de toekomst van de gezondheidszorg. In Nederland ontbreekt dat debat en zijn goedkope oplossingen in: van ‘schrap in het basispakket’ tot ‘geef gewoon meer geld uit aan de zorg’ aldus een ‘signalement’ van ‘beleidsadviseurs’. Die adviseurs pleiten voor klare wijn te schenken door beleidsmakers, maar alleen een pleidooi voor minder of meer geld maakt de wijn troebel. De echte vragen worden verdoezeld.
Een betere aanzet voor een debat over de toekomst van de zorg biedt de notitie over ‘Toekomstige ouderenzorg’ opgesteld door ouderenorganisaties (CSO), de nationale onderzoeksmakelaar (ZonMw) en de academische ziekenhuizen (NFU). Er is brede overeenstemming bij die drie parijen over de uitgangspunten van die toekomstige zorg: eigen regie, integrale aanpak en maatwerk. Er is voldoende evidentie – hoewel niet in Nederland – dat die uitgangspunten de zorg voor ouderen beter maken. De zorg is dan niet alleen beter maar waarschijnlijk ook goedkoper. Bewijs dat in Nederland een aanpak gebaseerd op deze uitgangspunten mogelijk is zou zeer welkom zijn.
Vertaald naar ‘kernwaarden voor goede zorg’ betekent dit volgens de notitie: zeggenschap in de zorg, voorzorg in de zorg, samenhang in de zorg en kwaliteit en doelmatigheid van zorg. Een wensenlijstje om van te dromen. Het zijn mooie kernwaarden voor goede zorg. De basis voor de toekomstige ouderenzorg?
De uitgangspunten voor een toekomstige ouderenzorg sluiten naadloos aan bij het huidige Volksgezondheidsbeleid, zo zou ongetwijfeld blijken bij vragen van de Tweede Kamer. De brief van 15 mei jl. op de vragen in de Tweede Kamer over her rapport ‘Integrale zorg in de buurt’ (Kamerlid Leijten) en over ‘de kostenstijging in de zorg ten gevolge van het huidige systeem’ (Kamerlid Van der Veen) is een bewijs. [Terzijde: let op de woordkeuze van Van der Veen ‘ten gevolge van het huidige systeem’ waarover de brief volledig zwijgt. Gelukkig staat er niet ‘ten gevolge van de vergrijzing’.]
Uitgangspunten van het huidige volksgezondheidbeleid, zo meldt de minister, zijn “dat mensen zo lang mogelijk zelfstandig thuis kunnen blijven wonen en verantwoordelijkheid kunnen nemen voor hun gezondheid”. Met daarbij “professionele zorg en ondersteuning …. dichtbij beschikbaar, van goede kwaliteit en betaalbaar”. En dus “moet er een verschuiving optreden; van curatie naar preventie, van professionele naar zelf- en mantelzorg en van specialistische naar minder complexe zorg.” Daarbij staat de eerste lijn centraal en “De patiënt moet erop kunnen vertrouwen dat de afstemming tussen basiszorg dichtbij, maatschappelijke ondersteuning die vanuit de gemeente wordt geleverd en de langdurige zorg goed geregeld is.” En niet te vergeten: “Financiering en bekostiging moeten op deze vraagstukken zijn toegesneden.” Wat dat laatste betekent? Geen idee.
De brief toont dat de overheid hetzelfde wensenlijstje van uitgangspunten voor volksgezondheidsbeleid hanteert als de notitie ‘Toekomstige ouderenzorg’. Een belangrijke vraag is wat de validiteit is van de kernwaarden in de notitie van ouderenbonden en universitair centra. Maar een praktische vraag is nog belangrijker voor de ouderen van nu: is het wensenlijstje in overeenstemming te brengen met de huidige praktijk? Nee! Er bestaat een gapende kloof tussen de uitgangspunten op papier (‘ouderwetse slogans’) en de praktijk van de ‘moderne zorg’ (die andere uitgangspunten hanteert). Klare wijn ontbreekt. Zorg voor ouderen dreigt in die troebele kloof te verdwijnen. Terwijl klinkt ‘geef gewoon meer geld aan zorg’ is de praktijk van zorg ‘geef meer zorg aan wie geld heeft’.
Dit biedt geen antwoord op de vraag: hoe goede zorg duurzaam vorm te geven. Niet alleen de ouderenzorg staat op het spel. De vraag is veel breder: ouderenzorg kan niet los worden gezien van het gehele zorgsysteem van wieg tot graf. Focus op alleen ouderenzorg vergroot de kloof en tast de kern van de zorg aan. De vraag is ook niet of er sprake is van een crisis, onbetaalbaarheid, te veel of te weinig technologie e.d.. De vraag is ook niet welke zorg men wil ‘krijgen’: het is geen cadeau en geen recht. Zorg is een maatschappelijk arrangement, waarbij een essentiële vraag is: welke zorg biedt de individuele burger. De zorg die mensen in een samenleving willen krijgen is verbonden met de vraag welke zij zorg willen geven. Als de relatie tussen die vraag en dat aanbod voor het individu, voor jong en oud, zoek is, verdwijnt het vertrouwen in het zorgarrangement en in de aanbieders ervan en staat de eisende patiënt op. Enkele decennia geleden is die relatie uit het oog verloren. Zorg is opgeknipt en in hokjes verstopt: jeugdzorg, ouderenzorg. Zorg is geen maatschappelijke opdracht meer; het is markt met verschillende kraampjes; voor zorgen moet men elders zijn. Zorgen is iets voor anderen, voor morgen, voor de toekomst. Als het debat niet gaat over het nu en over de eigen inzet blijft de toekomstige zorg zorgelijk.
Door mijn werk in de ouderenzorg kom ik veel van dit soort gesprekken tegen. Hoe nu verder? Wat in de toekomst? Ik merk dat mensen zich erg veel zorgen maken..
Hopelijk word er snel wat aan gedaan, want de ouderen kunnen er niks aan doen.
De zorg zal altijd een on-evenwichtig gegeven zijn. Zo ook de ouderenzorg. Het ene moment kan het niet op en is alles mogelijk qua financiën en begeleiding. Wanneer er vervolgens blijkt dat dit teveel geld kost, moet er weer flink bezuinigd worden op hulpmiddelen die eerst in het pakket zaten maar er nu weer uit moeten. Of op personeel. Wanneer dit eenmaal in gang is gezet, merkt men dat die bezuinigingen toch ook doorslaan en de kwaliteit van leven flink naar beneden haalt. Dan is het weer tijd om weer volop geld in de zorg te pompen om dit weer te (over)compenseren. Ik snap dat het kabinet mee moet met de tijd en wat daar aan vast hangt, maar kunnen ze de zorg niet enigzins STABIEL houden. Want in het verleden is dus al gebleken dat die veranderingen weer worden teruggedraaid en dat er bijna niets is veranderd uiteindelijk.
Ik kom deze blog nu net tegen, maar ik kan me nogsteeds wel vinden in de blog.