De Nederlandse overheid besloot in 2007 te gaan investeren in wijken: krachtwijken. In hetzelfde jaar werd de Wet Maatschappelijke Ondersteuning van kracht. Onderdelen van een nieuw beleid: de contouren van de participatie maatschappij tekenden zich af aan de horizon. De wijk als hoeksteen van de samenleving. Elkaar weer leren kennen; voor elkaar opkomen; verantwoordelijkheid nemen voor eigen zaken. Het zouden prachtwijken worden waar de eigen haard goud waard is en het klokje thuis tikt als nergens. Hoe dichter bij huis hoe beter. Klein is fijn. Buurtzorg, keukentafelgesprekken, wijkzuster, wijkteams. De gemeenten kennen hun burgers en burgers die elkaar kennen kunnen meer voor elkaar betekenen. Samen dingen doen geeft vertrouwen en veiligheid. Dat geldt voor mensen en voor landen. De Europese Unie geeft kleine landen de gelegenheid mee te doen. Zij behouden hun ‘eigenheid’ en tegelijkertijd brengt de EU welvaart, zekerheid en kansen voor de burgers. De krachtwijk: EU in het klein.
Acht jaar geleden kondigde de Rabobank Stein en Beek tijdens de jaarlijkse ledenvergadering aan gesprekken te voeren over een fusie met andere ‘zelfstandige vestigingen’ in de regio om zo de dienstverlening aan de klanten (private banking, advisering, investering) te vergroten en groot te groeien. Het vond geen enkele bijval. Juist in kleine dorpen woonden de trouwste spaarders, waarvan velen ‘op leeftijd’. Ondanks de weerstand was de Rabobank ‘Westelijke Mijnstreek’ twee jaar later een feit. Een andere trend werd geadverteerd: de Rabobank als wereldspeler. Tussen toen en nu is het aantal ‘zelfstandige vestigingen’ gehalveerd tot 136. Tijdens de laatste ledenvergadering van Rabobank Stein en Beek werd aangekondigd, dat de kantoren in de kleine dorpen zouden gaan sluiten. Ook dat vond geen enkele bijval. Verzekerd werd dat de geldautomaten in die dorpen zouden blijven. Inmiddels is aangekondigd dat ook die gaan verdwijnen. Vele bewoners van deze dorpen ‘cashen’ bij de plaatselijke super (zolang het nog kan). Er moet toch geld op de keukentafel liggen.
De trend zet door. Europees toezicht op banken. Geen bank meer om de hoek; de warme bakker ging al eerder. In 2016 zal het aantal Rabobank kantoren in Nederland zijn gehalveerd in vergelijking met begin deze eeuw. Want, zei topman Moerland in het voorjaar van 2013: ‘de klant vraagt daar om’. Niet de klanten die de ledenraden bezoeken zo blijkt, maar op wie doelde de topman dan? De eigen medewerkers vragen er ook niet om; er volgen gedwongen ontslagen; ruim 8000 mensen moeten eruit. Het beleid van de Rabobank heeft in tien jaar tijd zijn basis, de lokale gemeenschap, van zich vervreemd. Als wereldspeler gelden blijkbaar andere normen, want er zijn andere klanten. Het Libor-schandaal toont de gevolgen; een dopingschandaal wekt geen verbazing; nieuw beleid als wereldspeler. Inmiddels staan de winsten onder druk. Tijd voor ‘lean management’: de verspilling in de basis aanpakken.
Twee trends: wereld versus wijk; weg van huis versus dicht bij huis; voor elkaar (solidariteit) versus tegen elkaar (marktwerking). De wijktrend wordt ‘geadverteerd’ voor wonen, veiligheid, en zorgen. De wereldtrend is voor werken, handel, geld verdienen. De wijktrend kan niet lang standhouden, indien deze niet consequent en over alle terreinen wordt doorgevoerd. Dat zou moeten betekenen kleinere gemeenten, kleinere provincies, politiemensen die de buurt kunnen, zorgcentra dicht bij huis, kleine ziekencentra, plaatselijke bankkantoren, brandweermensen in de buurt. De wijktrend vraagt om ‘lean management’ met als doelen: zorgen dat iedere burger zelf zijn probleem gaat oplossen en zorgen dat iedere gemeenteambtenaar de burger echt ondersteunt. De wethouder is de lean manager. De wijktrend is van kleiner, past bij de (kleine) gemeente als vormgever van de participatiemaatschappij. Die gemeente staat dicht bij de burger. Gemeentelijke bestuurders komen uit de lokale gemeenschap, zoals vroeger de directeur van de Rabobank.
De praktijk is anders, want het doel anders is. Zelfstandige burgers zijn een bedreiging. De bestuurder wil ‘horige burgers’ die in zijn straatje passen, zoals Evelien Tonkens aangeeft. Wethouders worden ingehuurd van elders, ‘wonen’ door de week in de gemeente, maar zijn ver weg opgegroeid en leven 60 km verderop. Er is uitzendbureau voor leden van politieke partijen die wel ergens wethouder willen worden. Het is de wereldtrend van groter en verder. De wethouder als wereldspeler. De krachtwijk managen als een wereldwijk met ‘lean management’ waarvan het hoogste doel is: verspillingen uit de werkprocessen halen; bezuinigen dus. Een wereldwijk die niets kost en waar de lokale gemeenschap ook niets te zeggen heeft. Ook de gemeentelijke loketten zullen verdwijnen. De digitale markt kan die beter bedienen. Het wachten is op de topbestuurder, die vertelt dat de burger daar om vraagt.