Zorgelijke transitie.

De toevoeging ‘waardevol’ voor een congres over “transitie in de zorg: naar een waardevolle toekomst” (24 juni jl.), is zorgelijk. Impliciet was die transitie tot nu toe niet waardevol en de situatie tot vorige week zelfs mogelijk waardeloos. Wat is er op voorhand waardevol aan iets wat nog niemand kent? De titel gaat voorbij aan de geschiedenis van de transitie of zijn de verschillende transitie trajecten en projecten, gestart tussen 2005-2009, niet de moeite waard geweest? De kernwoorden voor transitie die de laatste jaren opgang doen zijn: participatie, aanspreken op eigen verantwoordelijkheid, integrale aanpak, publiekprivaat, keukentafel; en natuurlijk: cliënt centraal, samenwerking, afstemming, efficiency. Er is blijkbaar geen interesse in het verleden; het gaat om de toekomst.

Het Nationaal Programma Ouderen kende veel transitie-experimenten. Regionaal zijn experimenten gestart om de samenhang, kwaliteit en betaalbaarheid van de zorg te verbeteren, waarbij geen rekening gehouden hoefde te worden met bestaande regels, structuren en financieringsstromen. ‘Het gaat hier dus om een overgang van ‘gangbaar, volgens de huidige regels’ naar ‘nieuw, volgens nog niet bestaande regels’. Uitgangspunten daarbij waren: zelfredzaamheid, functie behoud en minder belastende zorg. Daar moeten toch waardevolle elementen in zitten.
Wat te denken van het transitie progamma Langdurende Zorg, dat VWS en de branche organisaties in de langdurige zorg in het kader van het AWBZ-convenant 2005-2007 hebben doen uitvoeren. Dit programma, ondersteund door de Erasmus Universiteit Rotterdam, verkende radicaal nieuwe manieren van zorgverlening. Er zijn 26 transitie-experimenten uitgevoerd die inzicht gaven in structurele problemen in de langdurende zorg en oplossingen op het gebied van structuur, cultuur en werkwijzen aanreikten.
Bij een congres over transitie in de zorg zou de eerste vraag moeten zijn ‘wat hebben we tot nu toe geleerd’. Dan moet blijken of het nuttig is verder te kijken, ook naar de toekomst; eventueel hoopvol.

Het transitie congres leverde een markt van plannen/aanpakken waar gemeentelijke bestuurders mee bezig zijn. ‘Nieuwe ideeën’: “ruimte geven aan professionals”, “we zijn ook al in gesprek met de gemeente hoe we dit in de toekomst vorm gaan geven”, “goede oplossingen voor bijzondere groepen”, “gemeente samen met zorgaanbieders schrijft het verhaal over transitie“, “de burger moet het zelf doen” …. Bij gebrek van een kritische analyse van eerdere transitie trajecten blijft de vraag over het waardevolle zorgelijk onbeantwoord. Daarnaast komt de doelgroep om wie het gaat slechts aan de hand van de professional in het verhaal voor …”met de cliënt diens wensen en zorgvraag bespreken, maar ook de achterliggende vraag (!) in beeld brengen.”
Bij de start van de transitie programma Langdurende zorg 2005 heette het: transitie is een verandering, waarin partijen en spelers elkaar vinden in experimenten en veranderingen en (daarom) gaan samenwerken; voor een echte verandering moet het systeem plaatsmaken voor mensgericht denken. Wat was er nieuw op het congres van 2013?

Het is allemaal heel nieuw en uitdagend zeggen gemeentelijke bestuurders anno 2013. Uit gesprekken met gemeentelijke bestuurders blijkt dat ze graag willen ‘transitieëren’ en daar ook een eigen verhaal bij hebben. DNA (De Nieuwe Aanpak) in Den Bosch: niet zorgen voor, maar zorgen dat …; RAP (Ruimte Aan Professionals) in Oss: professionals gezamenlijk verantwoordelijk maken voor het beschikbare budget …; WVP (Werklozen Voor Professionals) in Deventer: werklozen nemen ‘vrijwillig’ zorg van deskundigen over ….
Het ontbreekt niet aan diversiteit in ideeën. Er is duidelijk een gevoel van ‘urgentie’. Aan ‘creativiteit’ geen gebrek al getuigt de aanpak niet altijd van een grondige analyse. Voor leren van het verleden is geen tijd (en zeker geen belangstelling). We moeten verder … de toekomst wacht … wacht altijd!

Diversiteit in aanpak is natuurlijk een logisch gevolg van het doel: de cliënt centraal; de cliënt zo goed mogelijk bedienen. Daar is ieder het (op papier) over eens. Natuurlijk, als de cliënt echt het vertrekpunt is dan zal de zorg voortaan per gemeente en per cliënt verschillen. Daar is niet iedereen het mee eens! Ongeacht wie centraal staat, verschillen over de invulling van ‘bedienen’ en ‘zo goed mogelijk’ zullen blijven bestaan. Dat is – volgens de plaatsvervangend directeur-generaal langdurige zorg – ook de bedoeling van VWS. De gemeenten zijn aan zet. Laat ieder het zijne doen.
De VNG probeert met een spoorboekje dergelijk proces te ‘stroomlijnen’ zoals blijkt uit het spoorboekje n.a.v. de stelselwijziging jeugd. Het doel van die stelselwijziging is meer preventie, eerdere ondersteuning, integrale hulp en gebruikmaken van de eigen kracht van jeugdigen en hun ouders. De (te verwachten) procedures en stappen worden keurig beschreven, maar over de inhoud (waarom is die stelselwijziging nodig, welke visie ligt hieraan ten grondslag en hoe gedegen is die visie’; welke evidentie is beschikbaar etc.) is niets te vinden. Maar het gaat toch om de inhoud, om de cliënt, om zorgen dat ….

Als het om de cliënt gaat is dat de toekomst. Het European Patients’ Forum heeft het een aantal jaren zo mooi opgeschreven in een EPF-statement “A real partnership, with older patients in a central role, is the way forward”. Buurtzorg wijst in Nederland op de discrepantie tussen enerzijds het ‘productie denken’ (dat inmiddels in de gehele zorgketen zit en de focus legt op omzet) vanwege de ingevoerde marktwerking in de zorg en anderzijds de vraag “hoe wordt de cliënt zo goed mogelijk bediend in zijn of haar zorgvraag”. Dit leidt niet alleen tot gebrek aan aandacht voor preventie en tot weinig eigen ‘regelvermogen’ van de professional, maar het verstikt ook de stem van de cliënt. De RAP benadering wijst op de belangrijke rol van de professional, maar gaat voorbij aan de lessen over de professionalisering van zorgberoepen. De roep om zorgprofessionals weer hun klanten terug te geven komt te vroeg. Eerst moet de zorg aan de klant worden teruggegeven, die samen met de zorgprofessional een zorgplan invult.

Als het gaat om de cliënt en zijn zorgplan (dus echt de cliënt centraal) dan zijn verschillen in behandeling en zorg een noodzakelijke gevolg. Daar helpen spoorboekjes en stuurgroepen niet. Maar in politiek Den Haag heerst een verschilfobie. Als verschillen worden geëtaleerd (een nationale hobby) slaan de stoppen door en moet er iets geregeld worden. Het geloof in het (verkeerde) gelijkheidsideaal is een dwangbuis voor politici en belemmert echte veranderingen. De genoemde plaatsvervangend directeur generaal onderkent dat en zou daar van af willen: politici in Den Haag moeten niet ‘alles weer dicht regelen’. Dat blijkt moeilijk. Een dag na het WVP in Deventer waren de Haagse reacties kamerbreed: ‘dat kan niet’. In dit geval was de verleiding begrijpelijk te groot. De toekomst van zorg kan niet waardevol zijn. Mensen maken zorg waardevol.

Author: Wim van den Heuvel

W.J.A. (Wim) van den Heuvel is born in Nuenen, the Netherlands. He is professor emeritus of the University of Groningen and of Maastricht University, the Netherlands, but still works as advisor/consultant/researcher. After Grammar School (Dutch: ‘Gymnasium’), he got his masters in Sociology and his PhD (thesis on ‘Adjustment in Nursing Homes’) at Radboud University Nijmegen. After assistant Professor at the Institute of Social Medicine, and of the Gerontology Centre, Radboud University Nijmegen (1969-1975) he was pointed as Director of the Institute of Social Oncology (Dutch Cancer Society, KWF), Amsterdam (1976 -1980). In 1979 Queen Juliana appointed him as Professor of medical sociology, University of Groningen, Faculty of Social Sciences and Faculty of Medicine. In 1989 he also became Scientific Director of the Northern Centre for Health and Research University of Groningen. In the period 2000-2005 he was working as Professor in Rehabilitation and Handicap Maastricht University, Maastricht, also acting as Director General Institute for Rehabilitation Research and as Scientific Director of Research school of Primary Health Care Research (CaRe), Maastricht University. He was visiting professor at Syracuse University USA (1975), the University of Vienna, Austria (1997) and Titu Maiorescu University, Bucharest, Romania (2008). Besides visiting professorships he made study tours to Brazil, Australia, China, Cuba, India, New-Zealand and USA. During his professorship he supervised successfully 61 PhD students. He was project leader of various international research and development projects (financed by EU or the Dutch Ministry of Foreign Affairs), including subjects like developments of primary health care, palliative care, home care for the aged, primary health care, care for specific diagnosis like cancer, rheumatoid arthritis, and spina bifida. These projects included researchers and practitioners from Belgium, Croatia, Czech Republic, France, Germany, Greece, Ireland, Italy, Norway, Poland, Romania, Slovenia, Slovakia, Sweden, Switzerland, and United Kingdom. He received various rewards, including Academy Medal University PJ Safarit, Kosice, Slovakia, Honorary member of Romania Society of Family Medicine/General Practice, Romania, Honorary member of the European Society of Health and Medical Sociology, Honorary member Academy of Medical Sciences, Romania, Academy Medal University of Groningen, The Netherlands, Officer in Royal Order Oranje Nassau, The Netherlands, Siglium University of Krakow. He chaired – and still chairs - various national and international committees all related to scientific research in health care and gerontology.

Leave a Reply

Your email address will not be published.


Required