Veertig jaar geleden verschenen de eerste analyses over het (te?) hoge aantal ouderen, dat in Nederland in bejaardenoorden en verpleeghuizen verbleef. De conclusie: de bejaardenhuisvesting wordt onbetaalbaar. Sinds enige jaren is het ‘bon ton’ om de vergrijzing als een natuurramp te zien, waarbij de zorg onbetaalbaar wordt, het personeel ontbreekt maar de bejaardenplaag blijft. Het aantal bejaarden wat nu in Nederland in zorginstellingen verblijft zou inmiddels ‘het hoogste’ zijn in de wereld volgens sommige economen. Iedereen wil wel oud worden maar het tegenwoordig niet zijn. Het een hoort evenwel bij het ander. Het wachten is op de slogan: stop oud worden en weg met de bejaarden.
Feiten en cijfers worden ingekleurd (het ‘hoogste’ blijkt niet het geval) om kond te doen van de rampspoed. De vraag is of een cijfer wel een valide argument is. Meestal – opgeleukt of niet; dat is inmiddels een relevante vraag bij ‘wetenschappelijke feiten’ – niet.
De belangrijkste vraag komt niet aan de orde: hoe wil een samenleving in verandering de zorg voor kwetsbare burgers (waaronder ouderen) duurzaam (respectvol, waardig, dus op maat, dus continue indien nodig) vorm geven. Antwoord op die vraag vereist een grondige, historische analyse van effecten van gevoerd beleid, een gedegen inzicht in de sociaaldemografische ontwikkeling en in de gevolgen daarvan voor onderlinge cohesie en steun in families, groepen en volken . Aan dergelijke analyse en inzicht ontbreekt het. De oneliners trekken de aandacht, ze komen in de krant en vormen de basis voor een bijgevolg ad hoc beleid.
De wijze, waarop in Nederland voor ouderen wordt ‘gezorgd’ is natuurlijk historisch gegroeid. Inzicht in die ontwikkeling biedt verrassende doorkijkjes en mogelijk perspectief. Het huidige ‘probleem’ (te veel mensen – onnodig? – in zorginstellingen) is mede het gevolg van huisvestingsbeleid (woningnood na de oorlog) vijftig jaar geleden, waarbij ouderen gestimuleerd werden in aangepaste, kleinere ‘bejaardenwoningen’ of in ‘appartementen’ van bejaardenoorden te gaan wonen. Op die manier werd plaats gemaakt voor gezinnen met kinderen in ‘grotere woningen’. Dit beleid werd versterkt door onderzoek, dat aantoonde dat de behoefte aan ondersteuning en veiligheid bij bejaarden groot was, met name in de steden. Zo groot dat verblijf in een beschermde woonvorm aantrekkelijk leek. Hoewel de meeste bejaarden aarzelden daarheen te verhuizen, werd ruimte geboden voor de bouw van meer bejaardenoorden.
Dat was niet zo vreemd. Immers, deze bejaardenwoningen en appartementen konden sneller gebouwd worden en telden mee voor het door de politiek gestelde quotum voor nieuwe woningen ter leniging van de woningnood. Het niet halen van dat quotum was een politieke doodzonde. De bouw van ‘bejaardenhuisvesting’ werd gefaciliteerd door de huurkosten op te nemen in de algemene bijstandvoorziening, zodat veel bejaarden met een gering inkomen konden verhuizen. Deze steun trok veel bejaarden over de streep, waarbij de kinderen niet zelden stevige ruggensteun boden.
De bijstand aan bejaarden was een ander beleidsthema van belang voor de huidige ‘misère’. De idee dat kinderen – tot in de lengte der dagen – voor hun ouders moesten zorg werd ter discussie gesteld. Immers ontplooiing en zelfstandigheid van de nieuwe generatie werden daardoor bedreigd. Als ouderen extra (financiële) steun nodig hadden, hoefden de kinderen (met name de dochters) daar niet voor ‘op te draaien’. Die dochters waren juist begonnen aan een maatschappelijke rolvervulling (‘emancipatie’); ze gingen extern geld verdienen. De ‘kinderen’ van Nederland grepen hun kans. Het gevolg was meer bejaarden, die aanklopten voor steun door de staat. Een groter beroep op de algemene bijstand en een snelle stijging van de kosten ervan waren het logische gevolg. De bejaardenhuisvesting droeg hier een stevige steen aan bij. Een ambtelijk rapport noemde de bejaardenoorden op termijn onbetaalbaar. Wat is nieuw?
Inmiddels waren – vanuit dezelfde denkwijze – de kosten van verblijf in verpleeghuizen opgenomen in de AWBZ zonder inkomenstoets. Bejaarden met zorgbehoefte en bezit werden frequenter opgenomen in verpleeghuizen dan in bejaardenoorden. Het verpleeghuis was niet de plaats waar men graag verbleef, maar het leverde de familie wel wat op. De groei van het aantal verpleeghuisplaatsen was nog spectaculairder dan de groei van bejaardenoorden. Er werd weer gewaarschuwd: dit wordt onbetaalbaar.
Veertig jaar later het zelfde verhaal: Nederland sluit te veel bejaarden op. Economen weten: dat is te duur, onhoudbaar. En tegenwoordig voegen ze er, menshalve, aan toe: ook nog inhumaan. Het moet dus anders roepen de huidige analisten en de oplossing volgt in de oneliner ‘laat oude mensen langer thuis wonen’. Dat is precies wat oude mensen veertig jaar geleden wilden, maar niet meer mochten.
Men wilde eigenlijk niet naar het bejaardenoord of het verpleeghuis. Ja, men was krakkemikkig en nee het ging net meer zo goed en ja men was gevallen en nee koken lukt niet en ja men voelde zich wel eens alleen, maar gelukkig kon men zichzelf – zo kwaad als het ging – nog redden. Zo had men dat ook geleerd vroeger; je moet jezelf redden. En als de nood aan de vrouw kwam dan was er altijd wel een kind (in de buurt) dat tijd maakte, een buurvrouw die langskwam, een wijkverpleegkundige die raad wist en een huisarts die de vinger aan de pols hield. Maar dat was niet goed . Het moest efficiënter, risicolozer, planmatiger; het kon ‘beter’. Het was veel beter als men zich liet opnemen; de kinderen hielpen bij de verhuizing. Het resultaat na veertig jaar volgens de huidige deskundigen: bejaardenzorg die onhoudbaar en inhumaan is. Toentertijd waren opnames inhumaner dan nu.
Wat is nu het advies van de deskundigen: regel dat de thuiszorg samenwerkt, zorg dat de huisarts zijn werk doet, stimuleer zelfredzaamheid. Hoe? Tja! Een nieuw beleid? Natuurlijk een minister voor duurzame langdurige zorg met visie. Welke visie? Tja! De visie dat aan kwetsbare ouderen (met een voet in een zorginstelling, waar deze levenslang dachten op te kunnen rekenen als de nood aan de vrouw kwam) moet worden uitgelegd dat de zorg die zij krijgen niet meer van deze tijd is. Hen moet verteld worden dat de zorg onbetaalbaar én inhumaan is. Kwetsbare ouderen moeten weten dat wat zij krijgen onmenselijk is, te duur, dat ze voor zichzelf moeten zorgen. En dan? Tja! Dan zwijgt de oneliner. Want hoe te zorgen voor samenwerking in de zorg en hoe te zorgen voor continuïteit in de zorg (wat juist kwetsbare ouderen nodig hebben) dat is niet zo eenvoudig in de zorgpraktijk met marktwerking en concurrentie. Terug naar vroeger is geen duurzame oplossing maar een blinde vlucht. Men ontvlucht de vraag: hoe de zorg voor kwetsbare burgers (waaronder ouderen) duurzaam (respectvol, waardig, dus op maat, dus continue indien nodig) vorm geven.
De oplossingen van veertig jaar geleden waren al even ad hoc als de huidige (scherpere opname criteria, beperking van volume, eigen bijdrage). Veertig jaar geleden kon de vraag hoe te komen tot duurzame zorg voor kwetsbare burgers niet gesteld. De verworvenheden van de verzorgingsstaat en pensioenstelsel waren nog heilig en te vers. Er werd nog gesproken over het gezin als hoeksteen van de samenleving, maar men zag niet dat met de verzorgingsstaat de hoeksteen los raakte en de zorgzame samenleving in versukkeling raakte. Toen kon de discussie emotioneel en politiek niet gevoerd worden, omdat men geloofde in vrijheid en solidariteit.
Die discussie kan nu gevoerd en moet gaan over vrijheid, die gekoppeld is aan eigen verantwoordelijkheid en niet aan vrijblijvendheid, over rechtvaardigheid, die slechts kan bestaan als alle mensen een faire kans krijgen, over solidariteit, waarmee ‘verworven’ rechten niet vanzelfsprekend zijn, over betrokkenheid van mede burgers (de familie in de eerste plaats) waarin geen ruimte is voor markt en winstdeling, en daarmee ook over duurzaam zorgen, wat een zaak is van een groot hart en vaardige handen waarover vrijwilligers en (de meeste) hulpverleners beschikken en geen zaak van managers, bureaucraten en bankiers; een discussie over de normatieve samenleving.
Als de oorspronkelijk betekenis van vrijheid weer begrepen en rechtvaardig handelen daarmee de basis voor het gedrag van de burger wordt, zijn zelfredzaamheid en duurzaam zorgen een vanzelfsprekend gevolg. Dus moet die discussie gaan over vrijheid en rechtvaardigheid en niet over onbetaalbaar en inhumaan. Er is dan geen discussie meer over het respectvol behandelen van mensen, met name van hen die nu geen kans of keuze meer hebben omdat ze er anders uit zien: de demente, de zwakzinnige, de zwarte; mensen waar we mooie woorden voor hebben bedacht om het ongemak te verdoezelen. Dat respect geldt dan vanzelfsprekend ook voor de familie, vrienden en vrijwilligers die zich jaren met hart, ziel en handen hebben ingezet voor die demente, zwakzinnige, zwarte. Duurzaam zorgen is dan weer gewoon.