Bij de beoordeling van kunst en wetenschap kennen Nederlanders geen maat. Iedere toneelvoorstelling of muziekuitvoering eindigt hier met een staande ovatie, zelfs de voorstelling van een gedwongen vertrekkende burgemeester. Het biedt mij de gelegenheid een meestal middelmatige voorstelling snel te verlaten. Recente bezoeken aan uitvoeringen in theaters in verschillende Europese hoofdsteden leerden mij echter te blijven zitten. Beoordelingen van wetenschappelijke voorstellingen kent hetzelfde patroon zo blijkt uit onderzoek: men vindt elkaar – zichzelf dus – al snel excellent. En men hecht ook aan die excellentie; minder scorende publicaties worden weggemoffeld. Staande ovatie is de valse norm. Men ziet zichzelf wetenschappelijk excellent, maar zo stelt een recent onderzoek de wetenschapper in Nederland is niet (meer) excellent. De rol van wetenschapsbeleid is in Nederland de laatste decennia uitgespeeld, zo leert hetzelfde onderzoek. Nieuw wetenschapsbeleid dus, dacht ik de onderzoeksuitkomsten lezende. En mutatis mutandis nieuw kunstbeleid. Fout! Meer concurrentie binnen Nederland is nodig in wetenschap en kunst. Dus niet iedereen meer excellent?
Meer concurrentie tussen en meer vrijheid voor universiteiten/theaters zullen de wetenschappers/kunstenaars weer doen excelleren. De vraag of dat voor ieder wetenschapper of kunstenaar geldt blijft onbeantwoord. Het denken over wetenschap is al enige tijd besmet met de waan van markt en valorisatie. Bij kunst al langer. Resultaat blijft uit.
Feitelijk investeert Nederland minder in onderzoek en ontwikkeling (R&D) dan landen als Duitsland, Frankrijk, Oostenrijk, Zweden of IJsland. En heel Europa blijft weer achter bij Australië, Canada, Korea en de Verenigde Staten.
Daarnaast is opvallend, dat privaat hoger onderwijs in Europa, dus ook in Nederland, onderontwikkeld is in vergelijking met de genoemde niet Europese landen. Zou privaat onderwijs samen hangen met meer investeringsdrift in wetenschap?
Misschien is het volgende het geval. We (de wetenschappers) zijn allemaal excellent, want we volgen allen publiek gefinancierde hoge opleidingen. Tot voor kort was het aantal ‘afgestudeerden’ een belangrijke maat voor financiering door de belastingbetaler. Dus veel geslaagden binnen korte tijd leverde geld op. ‘Moeilijke’ vakken zijn die vakken waar veel studenten voor zakken, dat maakt de studieduur langer en doet het aantal ‘afgestudeerden’ dalen; dus moet de slaagkans worden verhoogd. Niet door studenten harder te laten werken, maar door de norm voor vereiste kennis en vaardigheden te verlagen. (Hoog)leraren worden geacht de norm bij te stellen. Zo wordt het belastinggeld goed besteed. Nivellering is de regel. Het begint al op het klassieke gymnasium: vertalingen uit het Latijn zijn te moeilijk, dus wordt de vertaling erbij geleverd. Investeringen in wetenschap nemen af want er is minder excellentie om in te investeren. En dat leidt weer tot verdere nivellering. Dus?
Dat kan beter. De huidige minister van Onderwijs, die ook over Kunst gaat, wil aan andere financiering van hoge opleidingen om zo de belastinggelden ‘beter’ te besteden. Er zal op de formele studieduur (4 jaar hbo, 3 jaar bachelor, 2 jaar master) en niet meer op diploma’s gestuurd/gefinancierd worden. Iedereen moet dus de studie in de vastgestelde tijd (kunnen) afronden, anders kost het de universiteit extra geld. De slaagnormen per vak dienen gezamenlijk de formele studieduur te garanderen. Dus geen ‘moeilijke’ vakken die de formele studieduur in gevaar brengen. Er verandert niets in de uitkomst in vergelijking met de huidige financieringsregels. Dat heet beleid.
Opleidingen goed studeerbaar maken levert middelmatige kunstenaars en middelmatige wetenschappers op. En dat weten Nederlanders te waarderen. Daar gaan ze voor staan.