Het beroep van 10 ambassadeurs van Europese landen tot verdraagzaamheid in Nederland is uniek. Het land, waar verdraagzaamheid in de cultuur leek gebeiteld, wordt juist daarvoor ter verantwoording geroepen. De aanspreektitel van de oproep van de ambassadeurs is een schot in de roos: een oproep aan de Nederlandse samenleving en haar leiders. Schokkend is de afwezigheid van reacties van de politici, die zich de leiders van de Nederlandse samenleving wanen, waarbij de premier van Nederland het dieptepunt van dit zogenaamd leiderschap heeft bereikt: ‘ik bemoei me daar niet mee’. Het overweldigend gebrek aan reacties onderstreept de juistheid van de oproep.
In Nederland is vorig jaar de stichting ‘Paleis voor de Verdraagzaamheid’ opgericht. Het is blijkbaar nodig om verdraagzaamheid in Nederland te bevorderen, want dat is de doelstelling van de stichting. Met meer verdraagzaamheid zouden we meer succesvol samenleven (politici niet meegerekend). Die oproep tot verdraagzaamheid is niet zo nieuw. Door de tijd heen is de mate van verdraagzaamheid in Nederland wel vaker ter discussie geweest. In 1789 hielden Boudewijn van Rees en Cornelius Rogge reeks een pleidooi voor verdraagzaamheid, in het bijzonder over de vrijheid van godsdienst. Wat nieuw is, dat onverdraagzaamheid de norm en het beleid is geworden. De burger wordt opgeroepen om te klikken. In een cultuur van verdraagzaamheid is klikken de doodzonde. Ook dat werd vroeger – reeds in de kinderziel – gebeiteld. Wie kent nog het kinderrijmpje?
Klikspaan, boterspaan,
Je mag niet door mijn straatje gaan.
‘t Hondje zal je bijten, ‘t Katje zal je krabbelen.
Dat komt van al je babbelen.
Klikkers werden publiekelijk (op school) door de autoriteit (de meester) en de medeburgers (de klasgenoten) te kijk gezet als lafaards of verraders. Klikken mag niet was de norm. Betekende dat dan, dat alles mocht of dat men over wangedrag moest zwijgen. Nee integendeel. Men moest er de ander rechtstreeks op aanspreken; dat was burgerschap en het werd met de paplepel ingegoten. Niet klikken, maar eerlijk zijn tegenover elkaar. Die norm is in een anonieme samenleving verdwenen en daarmee komt verdraagzaamheid in het gedrang. De verdraagzaamheid wordt verder aangetast, omdat de overheid – de ‘autoriteit’ – klikken stimuleert. Impliciet komt de autoriteit van de overheid zelf daarmee onder vuur te liggen. Als lafheid en verraad door de autoriteit wordt gestimuleerd, hoe geloofwaardig is die autoriteit dan nog? Is de overheid zelf dan nog te vertrouwen?
Anonieme aangifte van ‘afwijkend of strafbaar’ gedrag was lange tijd niet toegestaan in Nederland. Dat past in een cultuur van verdraagzaamheid, een anti klik cultuur, omdat de ene burger de ander rechtstreeks aanspreekt.
In het kader van bestrijding van ernstige delicten werd, onder strikte voorwaarden en bij uitzondering, anonieme aangifte toegestaan. Inmiddels is er een klik cultuur ontstaan en worden Nederlandse burgers gevraagd over het gedrag van medeburgers anoniem te rapporteren zoals 25 jaar geleden burgers in Oost-Europese landen onder het communistisch regime. Is het toeval dat de ambassadeurs van deze landen het gevaar van het huidige Nederlandse beleid onderkennen? Het is tijd, dat de Nederlandse samenleving de wildgroei in kliklijnen en meldpunten (van moord, mishandeling van vrouwen en dieren, diefstal, milieuverontreiniging en bedreiging, via zwart werken, belastingontduiking of illegaal vuurwerk, tot lawaaioverlast, roken in cafés, hondenpoep en hoofddoekjes), kortom het beleid van haar zogenaamde leiders, ter discussie stelt.
Klikken – zo blijkt uit onderzoek – is zelden gebaseerd op betrokkenheid bij of zorg om het welzijn van de medeburger. De motieven om te klikken liggen in afgunst, wraak, ontevredenheid en valse informatie. Die motieven worden door de huidige ‘leiders’ van de Nederlandse samenleving blijkbaar gekoesterd. Via de 10 ambassadeurs blijken andere waarden in Europa nog overheersend.