Links bestaat helemaal niet, zo besluit Marc Chavannes recentelijk een opklaring. Niet helemaal consequent als hij eerst vaststelt, dat links ‘natuurlijk meer pleitbezorger blijft van de smalste schouders’. Of zijn die schouders er ook niet meer? Dan rechts ook niet. Zijn punt is, dat er sprake is van een nieuwe polarisatie in de politiek, waarbij links-rechts zijn onderscheidend vermogen heeft verloren. Als dat zo is, is het m.i. met paars verloren gegaan. Niet de visie op maatschappelijke ontwikkelingen, maar een plaats op het pluche was leidend. Pluche leidt af van de werkelijkheid; de wereld lijkt roze; de beschouwer wordt lui. Principes worden ingeruild voor opportunisme, niet ongebruikelijk in de politiek.
Polarisatie kan principes juist verhelderen en partijen stimuleren daaraan vast te houden. Polarisatie maakt links-rechts duidelijk. Verschillen in principes zichtbaar maken dwingt tot een grondige analyse van actuele maatschappelijke vraagstukken, stimuleert betrokkenheid en bestrijdt onverschilligheid. Dat creëert discussie en debat. Dat debat gaat m.i. altijd over links-rechts. Nederland is in het laatste decennium van de vorige eeuw grijs geworden, niet door zorgen, maar door zorgeloosheid. Een enkeling sprak van puinhopen en dat sprak aan.
Opvallend is, dat vervolgens Herman Wijffels, vooraanstaand lid van de altijd op pluche beluste middenpartij, stelde dat de klassiek politieke stromingen ‘links-rechts’ achterhaald zijn. Nu lijkt dit per definitie te gelden voor een middenpartij, maar het betoog was, dat links-rechts bruikbaar was voor een analyse van vraagstukken in de vorige eeuw. Die vraagstukken waren vooral sociaaleconomische. Er zijn nu echter andere vraagstukken, waarin de concepten links-rechts niet meer voldoen, zo was de redenering. De huidige vraagstukken zijn sociaal-cultureel van aard en beter te benaderen vanuit het ‘boven-onder’ perspectief, aldus Wijffels.
Is ‘boven-onder’ een alternatief voor links-rechts? Brengt dit ‘betere’ oplossingen? Resulteert het in minder polarisatie? Waar stond ‘links-rechts’ eigenlijk voor? Arbeidsomstandigheden en arbeidsverhoudingen waren honderd jaar geleden de inzet van ‘rechts-links’, gevolgd door hoe de welvaart te verdelen. Over het belang van die thema’s bestond geen verschil van mening, over de oplossing wel: meer of minder veiligheid, meer of minder zeggenschap, meer of minder delen in de welvaart; meer of minder arbeidsbescherming. De achterliggende, gemeenschappelijke opvatting was dat ontwikkeling – emancipatie – van de burger een algemeen goed was. Rechts (werkgevers, liberalen) en links (werknemers, socialisten) hadden een gemeenschappelijk belang, maar wilden daarvoor niet dezelfde prijs betalen. Als emancipatie gekoppeld wordt aan de verdeling van de welvaart lijkt het een sociaaleconomisch vraagstuk, maar emancipatie is een sociaal-cultureel vraagstuk; toen en nu en nu even urgent als toen. Het gaat om kans op opleiding, zelfontwikkeling, verantwoordelijkheid voor iedere burger. Emancipatie brengt het individu en de samenleving op een hoger plan, van ‘onder’ naar ‘boven’; de elite massa. Het is een gemeenschappelijke verantwoordelijkheid voor het wel en wee van de burger en samenleven. Belastingen en subsidies maakten die gemeenschappelijke verantwoordelijkheid zichtbaar, voelbaar. Het individu is én autonoom én maakt deel uit van gemeenschappen.
Onder en boven stelt massa tegenover elite. Ongelijkheid is het correcte uitgangspunt. Boven stelt het eigen gelijk bovenaan. Daar valt niet over te praten. De leider is de baas. Daarmee ontlopen onder-boven aanhangers de discussie; ze debatteren in oneliners. Autocratie is het gevolg. De samenleving wordt geordend van boven naar onder; de klassenmaatschappij. Wijffels wil ‘onder-boven’ en is dus geen voorstander van meer discussie. Dat blijkt uit een recent interview. Daarin betoogt hij, dat dedialoog essentieel is en discussie polariseert. Discussie leidt tot ‘gelijk willen hebben’, tot zwart-wit denken, tot ‘regering versus oppositie’. Chavannes meent dat polarisatie de discussie blokkeert, Wijffels dat discussie polariseert. Volgens Wijffels dient er een nieuwe cultuur te komen, waarin wordt gezocht naar een gemeenschappelijke verantwoordelijkheid om het land te besturen. Die verantwoordelijkheid was er. De nieuwe cultuur is er: de gedoogcultuur. Geen verheldering van principes, geen debat, zelfs de verantwoordelijkheid is diffuus; geen dialoog gehoord. Het opportunisme in de politiek glorieert; regeren tot elke prijs; het pluche regeert; de burger lijdt.
Politiek dient de samenleving te dienen door beleid te maken; wetten, regels, afspraken en deze uit te voeren en na te komen. Het zijn regels voor de samenleving en voor het individu om mensen hun leven te laten leiden en de mogelijkheid te geven zich te ontwikkelen; een ‘contract social’. Dat vraagt vertrouwen tussen politiek en burgers en tussen burgers onderling. Vertrouwen is te winnen door betrouwbaar te zijn: een man een man, een woord een woord. Daar moet men elkaar over kunnen bevragen: debatteren dus; niet dialogiseren maar discussiëren. Vertrouwen wordt niet bereikt door iets van boven op te leggen. Integendeel het leidt tot onvrijheid, dwang en ongelijkheid. Links-rechts biedt gelijkheid, meer discussie en daarmee meer vrijheid; meer kansen voor iedereen. Links-rechts heeft zijn functie niet verloren. Het pluche is verleidelijk ook voor links-rechts. Onder-boven is gevaarlijk. Zij die er zitten kijken van boven zonder onder te zien. Dat hebben we wel geweten.