Opvoedrobot

Er is weinig discussie over de vraag wie de kinderen dient op te voeden. Of ouders dat ook doen en hoe zijn wel een discussiepunt. Over hoe ouders kinderen opvoeden bestaan statistieken en onderzoekcijfers. Die roepen vragen op! Leerboeken ‘opvoeden’ gaan over hoe het zou moeten; websites geven tips. Ouders hebben blijkbaar lessen nodig over hoe hun kinderen op te voeden. Dat er geen discussie is over wie, wil niet zeggen dat het antwoord duidelijk is. ‘We hebben geen keus’ zei de hoogleraar robotica, toen zijn gesprekspartner opmerkt dat hij niet door een robot verzorgd wil worden. Voor kwetsbare bejaarden is dat blijkbaar geen discussiepunt meer. Dat zegt iets over de huidige generatie veertigers en vijftigers. Jonge kinderen, hun kinderen, kunnen ook door robots worden opgevoed en misschien wel beter dan nu.
‘Beter dan nu’ lijkt ogenschijnlijk niet waarschijnlijk. Immers, een onderzoek onder 34 ‘ontwikkelde’ landen – ‘beschaafd’ denkt menigeen – toont aan dat Nederland het best goed doet. Het goedeblijkt te zitten in een relatief hoge kinderbijslag, relatief veel ouderverlof en ‘slechts’ 10% van de kinderen leeft onder de armoede grens. Dit zegt niets over de rol van ouders, niets over wat kinderen leren over maatschappelijke betrokkenheid, niets over zorg voor elkaar. Integendeel, het ‘goede’ bestaat uit ‘staatssteun’. De staat is de opvoeder en daarmee komt de robot in zicht. Zweden staat aan de top met ouders, die niet hoeven op te voeden. Nederland ziet het als model. Als het niet goed gaat is de ‘staat’, de ‘ander’ aansprakelijk. Als leerprestaties tegen vallen ligt het aan de school, niet aan de ouder of hun kind. De onderwijzer krijgt het soms letterlijk voor de kiezen. Als men te jong te veel alcohol drinkt, ligt het aan de ‘zuipkeet’ (die bij de ouder op het erf staat). De ouder is niet verantwoordelijke voor slechte schoolprestaties, vandalisme of pesten. Zijn kind is het probleem niet. Misschien dient de discussie over wie kinderen dient op te voeden en welke gevolgen niet opvoeden moet hebben toch maar gestart te worden.

Incidenten, maar ook onderzoeken maken aannemelijk dat ouders hun kinderen niet meer (willen) bereiken, niet (kunnen) opvoeden tot verantwoordelijke burgers. Zegt 81% van de Nederlanders boven de 40 jaar dat zij zich betrokken voelen bij wat er in de maatschappij gebeurt, de helft van hun kinderen (15-23 jarigen) voelt dat zo. Een derde van die jeugdigen zegt zich actief in te zetten voor zijn woonomgeving; bij hun ouders zegt tweederde dat. Wat ouders hun kinderen leren is in ieder geval niet de maatschappelijke betrokkenheid, die de ouders zelf nog zeggen te hebben. Als het om de zorg voor hun bejaarde ouders gaat, komt de robot uit de kast.

Natuurlijk denkt de jeugd nu anders over de samenleving dan hun ouders. Zij willen ‘anders’ zijn. ‘Mijn wereld is anders’ schreef mijn 11 jarige kleindochter voor het junior songfestival. Zij ziet een vriendelijke, sociale, vredige, schone wereld; anders dan de beelden van volwassenen. Inderdaad een andere wereld, waarin ik ook wil leven. De meeste (ook huidige) adolescenten zien vooral zichzelf. Zij willen voor zichzelf een andere wereld dan die van hun ouders (zeggen te willen): hogerop komen (zegt de overgrote meerderheid van de adolescenten), rijk worden en doen waar je zin in hebt zijn belangrijk. De wijze waarop is niet interessant; alle middelen zijn geoorloofd. De virtuele wereld lijkt het ook mogelijk te maken. In de echte samenleving geven leiders in politiek, industrie en dienstverlening hen het voorbeeldOok hun ouders tonen zich ‘gulzige burgers’. Zij gedragen zich weinig betrokken bij het wel en wee van de samenleving. Ze hebben vooral rechten: recht op kinderbijslag, op subsidie voor kinderopvang, op arbeidsbescherming, op langdurige zorg, recht op schuldsanering, recht op hypotheek aftrek, recht op vroege pensionering. Welke verantwoordelijkheden daarbij horen? Geen. De ouders van de huidige jeugd zijn verwend door de verzorgingsstaat en tonen zich in hun ‘rechten’ als volwassenen even egoïstisch als hun adolescente kinderen.

Waar adolescenten op zoek zijn naar normen en verantwoordelijkheid, laten hun ouders het in woord en daad afweten. De staat moet voor hen zorgen van wieg tot graf. De ‘Nederlander’ is ‘vrij’, vooral die tussen de 30 en 60 jaar. Onderzoek leert, dat volgens de Nederlander respect leren op school niet hoeft. De gezondheidszorg, zorg voor bejaarden, kinderopvang, inkomen voor werkelozen zijn de verantwoordelijkheid van de staat, meent de Nederlander. Zo zijn ze gewend. Zo behandelen ze dus ook hun ouders en hun kinderen. En oh wee, als iemand aan ‘hun rechten’ komt ….

Eigen verantwoordelijkheid? Het is de schuld, het probleem van een ander. Dus zijn problemen met/van hun kind voor de ‘betrokken’ ouders niet hun problemen, maar problemen van de samenleving. Zij willen daar als ouder niet mee te maken hebben. De school, de politie, de jongerenwerker, de hulpverlener, de regering lossen het maar op. Dus komen politici en rapporten van experts met voorstellen voor intensievere begeleiding, bijscholing voor leraren, cursussen voor jongerenwerkers, meer opvang, meer begrip. Niemand spreekt de ouder aan. Niemand? Toch wel.Als het moet kan de ouder een opvoedcursus krijgen; er wordt een gezinscoach aangewezen; dat is het paard achter de wagen spannen. De techniek biedt een oplossing om ‘verantwoordelijkheid te nemen’: de digitale spion. Ouders controleren hun kinderen stiekem op wat ze doen en chatten op internet. Het getuigt van wantrouwen en slechte communicatie van ouder naar kind. Niet de jeugd is het probleem, maar de ouder. Het ontbreekt aan verantwoordelijkheid voor opvoeden bij ouders.

Opvoeden is de verantwoordelijkheid alleen van ouders, altijd van ouders. Opvoedproblemen zijn eerst en vooral problemen van ouders. Kinderen hebben is ‘levenslang’. Ouders dienen afgerekendte worden op het gedrag van hun kroost. Ouders hebben plichten. De overheid dient deze plichten te handhaven, niet weg te nemen. Schoolverzuim is het probleem van de ouder, niet van de school, niet van de politie. Opvoeden is zorgen. Zorgplichten: zorgen voor liefde en genegenheid, zorgen voor een veilig huis en omgeving, zorgen voor gezonde voeding, zorgen voor voldoende beweging, zorgen voor ontwikkeling van kennis en inzicht, zorgen voor maatschappelijke betrokkenheid, zorgen voor maatschappelijke inzet. In die volgorde. Dat is de verantwoordelijkheid van ouder zijn. Uiteindelijk gaat het om te zorgen, dat kinderen zich kunnen gedragen als leden van de samenleving. Opvoeden is betrokkenheid op het kind én op de samenleving. Juist de interactie tussen ouder en kind over hun rol in de samenleving brengt samenhang, begrip in die samenleving. Dat begint thuis en in de buurt. Opvoeden gaat over het leren van gedrag, gebaseerd op normen en waarden. Niet mijnnormen/waarden, maar over die van de samenleving. Maatschappelijke stages op scholen worden verplicht, zo heeft de Tweede Kamer besloten. De overgrote meerderheid van de ouders is vóór. Is vóór dat het een verplichting van de school is. De staatssecretaris van Onderwijs ziet dat als draagvlak.

Wie moet opvoeden? Ouders natuurlijk. Tenminste … Met ouders echt betrokken bij hun kinderen, buurt, samenleving kan het.Met betrokken ouders kan het in de toekomst best goed gaan met ouders, hun kinderen en hun bejaarde ouders, kortom met de samenleving. Dat vraagt een stevig debat over de plichten van ouders, over hun betrokkenheid, gevolgd door een duidelijk beleid. Hetkan. Het alternatief: inzetten op de opvoedrobot, naast de zorgrobot, Dat geeft mogelijk meer ‘rust’ en minder maatschappelijke discussie. Ouderschap verwordt zo tot speeltje.

Author: Wim van den Heuvel

W.J.A. (Wim) van den Heuvel is born in Nuenen, the Netherlands. He is professor emeritus of the University of Groningen and of Maastricht University, the Netherlands, but still works as advisor/consultant/researcher. After Grammar School (Dutch: ‘Gymnasium’), he got his masters in Sociology and his PhD (thesis on ‘Adjustment in Nursing Homes’) at Radboud University Nijmegen. After assistant Professor at the Institute of Social Medicine, and of the Gerontology Centre, Radboud University Nijmegen (1969-1975) he was pointed as Director of the Institute of Social Oncology (Dutch Cancer Society, KWF), Amsterdam (1976 -1980). In 1979 Queen Juliana appointed him as Professor of medical sociology, University of Groningen, Faculty of Social Sciences and Faculty of Medicine. In 1989 he also became Scientific Director of the Northern Centre for Health and Research University of Groningen. In the period 2000-2005 he was working as Professor in Rehabilitation and Handicap Maastricht University, Maastricht, also acting as Director General Institute for Rehabilitation Research and as Scientific Director of Research school of Primary Health Care Research (CaRe), Maastricht University. He was visiting professor at Syracuse University USA (1975), the University of Vienna, Austria (1997) and Titu Maiorescu University, Bucharest, Romania (2008). Besides visiting professorships he made study tours to Brazil, Australia, China, Cuba, India, New-Zealand and USA. During his professorship he supervised successfully 61 PhD students. He was project leader of various international research and development projects (financed by EU or the Dutch Ministry of Foreign Affairs), including subjects like developments of primary health care, palliative care, home care for the aged, primary health care, care for specific diagnosis like cancer, rheumatoid arthritis, and spina bifida. These projects included researchers and practitioners from Belgium, Croatia, Czech Republic, France, Germany, Greece, Ireland, Italy, Norway, Poland, Romania, Slovenia, Slovakia, Sweden, Switzerland, and United Kingdom. He received various rewards, including Academy Medal University PJ Safarit, Kosice, Slovakia, Honorary member of Romania Society of Family Medicine/General Practice, Romania, Honorary member of the European Society of Health and Medical Sociology, Honorary member Academy of Medical Sciences, Romania, Academy Medal University of Groningen, The Netherlands, Officer in Royal Order Oranje Nassau, The Netherlands, Siglium University of Krakow. He chaired – and still chairs - various national and international committees all related to scientific research in health care and gerontology.

Leave a Reply

Your email address will not be published.


Required