Sociologie

Toen ik mijn doctoraal examen in maart 1969 had afgelegd mocht ik mij socioloog noemen, wat toen een populair ‘beroep’ was. Was het wel een beroep? Sociologen hebben uitgebreid bestudeerd welke kenmerken en functies professies hebben, maar zijn er niet in geslaagd zelf een professie te worden. Er bestond toen wel een beroepsvereniging, maar de combinatie van sociologen en antropologen gaf aan dat het object ‘wazig’ was. Dat was ook het beeld van de sociologie, toen al, maar dat belette jaarlijks honderden niet om sociologie te gaan sturen. Eenmaal afgestudeerd werd een nuttig beroep gekozen, maar men noemde zich geen socioloog, want dat was geen pre.

Het gebrek aan ‘identiteit’ lijkt inherent aan de sociologie. Het recent benoemd erelid van de sinds bijna twee decennia bestaande Nederlandse Sociologische Vereniging (NSV), Prof. Meurs, vergeleek sociologen met voetbalcoaches: “iedereen heeft zijn eigen idee over hoe de samenleving in elkaar zit.” Met dien verstande, neem ik aan, dat de voetbalcoaches het over voetbal hebben. En er zijn, volgens het verse erelid, 17 miljoen sociologen. Dat is veel met evenveel meningen blijkbaar. Het was wel een populaire studierichting, maar dat is het al lang niet meer, dus ik ben benieuwd waar dat getal op gebaseerd is. Vanaf het moment dat ik in 1980 hoogleraar ‘medische sociologie’ werd, zag ik het aantal studenten alleen maar dalen; een oorzakelijk verband met mijn benoeming is onwaarschijnlijk. Integendeel, de ‘specialisatie’ medische sociologie was in trek bij de weinige studenten.

De NSV, die toen nog NSAV heette voor de antropologen en waar ik op een blauwe maandag lid van ben geweest, had en heeft te kampen met gebrek aan leden. Een beroepsvereniging voor sociologen is inderdaad moeizaam als ieder zo zijn eigen ideeën heeft over hoe de samenleving in elkaar zit. Begin dit jaar rapporteerde het bestuur van de NSV dat het ledental verder was gedaald tot 391 leden. De verklaring voor de gestage daling van het ledental heeft volgens het bestuur te maken met “fundamentele oorzaken, die gezocht moeten worden in de beperkte rol van de NSV als beroepsvereniging.” Met het diploma sociologie op zak kon men – zeker toentertijd en waarschijnlijk nu nog voor degenen, die de opleiding nog kiezen – alle kanten op: leraar, ambtenaar, onderzoeker, bestuurder, politicus, actievoerder. Maar als socioloog etiketteerde men zich niet; inderdaad, geen pre.

Zich als socioloog etiketteren hoeft of kan misschien ook niet. Het hoeft niet want de Nationale Beroepengids schrijft: “Sociologen zijn door hun brede vaardigheden en mensenkennis (!) in alle sectoren te vinden. Zo kan men bijvoorbeeld als marktonderzoeker aangesteld worden, of beleidsmedewerker. Elke socioloog komt zo weer op een heel andere plek terecht, afhankelijk van waar men kiest te werken.” Daar past geen beroepsvereniging bij!

Maar het kan misschien ook niet, omdat sociologie geen wetenschap is. Een arts kent het menselijk lichaam en kan vast stellen wanneer en waarom het disfunctioneert, een econoom weet hoe keuzes gemaakt worden om behoeftes te bevredigen en welke effecten die hebben, een chemicus kent de elementen van chemische reacties en hoe deze te sturen.
Een wetenschap betekent: systematische, objectieve kennis verkregen met gevalideerde methoden. Er is een object van kennis (het menselijk lichaam, menselijk gedrag) en de beschikbare kennis laat zich ordenen in wetmatigheden en methodieken waarmee verdere kennis verkregen kan worden. Beheerst men die kennis en methodieken/vaardigheden dan heeft men een beroep. En als men dat beroep systematisch bevordert en dus beschermt tegen ‘uitwassen’ dan is er sprake van een professie.

In de sociologie wordt voor kennis leentjebuur gespeeld bij de psychologie, de economie, de biologie, etc. naar gelang de vraag. Een wetenschap kenmerkt zich door verklaringen te geven, in maat en getal, niet door een verklaring te opperen. Een verklaring opperen kan zinvol en verstandig zijn. Het helpt om verschillende perspectieven op maatschappelijke kwesties laten zien, zoals erelid Meurs van de NVS zegt te doen. Maar dat is niet typisch voor een socioloog. Het is wat verstandige mensen doen evenals hun oor te luisteren leggen bij economen en artsen of de vraag te stellen ‘klopt dit wel?’. Het kan dus heel verstandig zijn een socioloog aan te trekken. Ze doen vaak goed werk en het is leuk werk, weet ik als socioloog.

Author: Wim van den Heuvel

W.J.A. (Wim) van den Heuvel is born in Nuenen, the Netherlands. He is professor emeritus of the University of Groningen and of Maastricht University, the Netherlands, but still works as advisor/consultant/researcher. After Grammar School (Dutch: ‘Gymnasium’), he got his masters in Sociology and his PhD (thesis on ‘Adjustment in Nursing Homes’) at Radboud University Nijmegen. After assistant Professor at the Institute of Social Medicine, and of the Gerontology Centre, Radboud University Nijmegen (1969-1975) he was pointed as Director of the Institute of Social Oncology (Dutch Cancer Society, KWF), Amsterdam (1976 -1980). In 1979 Queen Juliana appointed him as Professor of medical sociology, University of Groningen, Faculty of Social Sciences and Faculty of Medicine. In 1989 he also became Scientific Director of the Northern Centre for Health and Research University of Groningen. In the period 2000-2005 he was working as Professor in Rehabilitation and Handicap Maastricht University, Maastricht, also acting as Director General Institute for Rehabilitation Research and as Scientific Director of Research school of Primary Health Care Research (CaRe), Maastricht University. He was visiting professor at Syracuse University USA (1975), the University of Vienna, Austria (1997) and Titu Maiorescu University, Bucharest, Romania (2008). Besides visiting professorships he made study tours to Brazil, Australia, China, Cuba, India, New-Zealand and USA. During his professorship he supervised successfully 61 PhD students. He was project leader of various international research and development projects (financed by EU or the Dutch Ministry of Foreign Affairs), including subjects like developments of primary health care, palliative care, home care for the aged, primary health care, care for specific diagnosis like cancer, rheumatoid arthritis, and spina bifida. These projects included researchers and practitioners from Belgium, Croatia, Czech Republic, France, Germany, Greece, Ireland, Italy, Norway, Poland, Romania, Slovenia, Slovakia, Sweden, Switzerland, and United Kingdom. He received various rewards, including Academy Medal University PJ Safarit, Kosice, Slovakia, Honorary member of Romania Society of Family Medicine/General Practice, Romania, Honorary member of the European Society of Health and Medical Sociology, Honorary member Academy of Medical Sciences, Romania, Academy Medal University of Groningen, The Netherlands, Officer in Royal Order Oranje Nassau, The Netherlands, Siglium University of Krakow. He chaired – and still chairs - various national and international committees all related to scientific research in health care and gerontology.

Leave a Reply

Your email address will not be published.


Required