Vijf jaar geleden werd in Nederland, na jarenlange discussies en voorbereidingen, marktwerking in de gezondheidszorg geïmplementeerd. De idee was, dat marktwerking de beste basis voor een optimale gezondheid(zorg) van de burgers en de goedkoopste manier om zorg te financieren zou zijn. De burger zou met respect worden behandeld, zo goed als kan tegen een aantrekkelijke prijs. Eenvoudig gezegd: goedkoper is beter en omgekeerd. Een veronderstelde causale samenhang, die noch evidence noch practice based , maar politiek aantrekkelijk was. Nu dreigt een stop van marktwerking in de zorg. De marktwerking in de zorg heeft niet gebracht wat ervan werd verwacht. Noch het respect noch de kostenbesparing. Beter ten halve gekeerd, dan ten hele gedwaald, denken sommigen. Toch is er veel bereikt. Zorgverzekeraars zijn gefuseerd en multinationals geworden, ziekenhuizen en thuiszorg zijn zorgconglomeraten. Zorgprofessionals hebben in de afgelopen vijf jaar – velen met moeite, sommigen met verve – hun professie afgelegd in ruil voor ondernemerschap. De overgang van hulpverlener naar marktkoopman bleek niet eenvoudig, maar is gelukt. Er is een professor, die regelmatig schrijft over het ‘succes van de marktwerking in de zorg’.
Wacht, het is geen stop; een tussenstop. Verwarring in zorgland. Een tussenstop want marktwerking gaat door, maar eerst moeten er wat zaken worden ‘rechtgezet’.
In de eerste plaats, de ‘concurrerende’ zorgaanbieders zijn er niet in geslaagd zijn de zorg goedkoper te maken. Er dient dus een andere financieringssystematiek te komen. De zorgverzekeraars grijpen intussen de gelegenheid om de zorgpremie voor de verzekering ieder jaar te laten stijgen.
In de tweede plaats is de productie in de zorg gestegen (uitstekend) en daarmee de kosten (niet uitstekend). De zorgmarkt is niet voor iedereen winstgevend, maar gelukkig voor sommigen wel. Dat moet ‘eerlijker’.
In de derde plaats is het niet gelukt om de arbeidsethos van vele zorgprofessionals om te buigen van inhoud van zorg naar productie van zorg. Het gehanteerde model leek een succesvolle marktformule: zorgmanagers rekenen zorgprofessionals af op productie. Zorgaanbieders hebben daar fors in geïnvesteerd. Niet geheel zonder succes. Zorg professionals is in de afgelopen jaren geleerd, dat het in de zorg niet om de patiënt, maar om de productie gaat. Het was een moeilijk, hardleers proces, dat menig zorgprofessional het beroep en de zorgsector de rug heeft doen toekeren. Of om zelf zorgmanagers te worden. Zorgmanagers hebben de (achter)blijvende zorgprofessionals begeleid naar het inzicht dat het in de zorg draait om ‘meer productie’, dus meer operaties, meer voorschriften, meer terugbestellingen, meer gevulde bedden. Tegenwoordig zien vele zorgprofessionals in, dat ze naïef waren: hoezo konden ze het belang van de patiënt voorop stellen? De zorgmanagers hebben hen de ogen geopend.
In de vierde plaats is – verrassenderwijs – de zorg er ook niet beter op geworden. Zogenoemde ‘incidenten’ (lees: onnodige sterfte en complicaties, mistoestanden in verzorging en beheer) zijn aan de orde van de week. Ook daardoor dreigt een tekort aan personeel in de zorg. Dus er moet iets met de kwaliteit: een nieuw instituut wordt deus ex machina.
In de vijfde plaats blijkt zelfs een respectvolle behandeling in de zorg problematisch. Het kabinet haast zich naar een ‘beginselenwet zorg’ met als leidend principe: recht op regie over eigen leven. Had iedere burger dat al niet?
Dus een tussenstop.
Het proces van de laatste jaren, met ups en downs zoals bij alle ingrijpende veranderingen, moet nu even stoppen. Nog geen beursgang van de ziekenhuizen. De belastingbetalende patiënt is niet de geschikte aandeelhouder, zoals bestuurders van zorginstellingen dachten. Wel is de patiënt consument geworden en dat was een van de doelen van de introductie van de marktwerking. De burger kiest zelf. Hij doet dat met hetzelfde gebrek aan respect, waarmee hij behandeld werd. Zorgprofessionals hebben gemerkt, dat patiënten minder vertrouwen in hen heeft. Begrijpelijk met die incidenten. Alles afwegend ligt een tussenstop voor de hand om met de balans in de hand na te denken. Hoewel politiek en nadenken..? Er schijnt een masterplan in de maak.
Centraal staat het oude idee, dat de patiënt centraal staat, maar nu in een nieuw programma. De Nederlandse burger gaat met de zorgprofessionals de taak van de zorgmanagers overnemen. Daarmee is in theorie een grote, overbodige kostenpost ingeboekt. De contouren van het masterplan zijn als volgt.
Stap 1: de burger kiest zijn kans op ziekte of zijn ziekte, als hij zich ongezond gedraagt. Op internet kan de burger via een test zijn risico op gezondheidsschade of de kans op ziekte vaststellen. Ook kan hij leren welke symptomen op welke ziekte zouden kunnen wijzen. In eerste instantie moet dit gaan over een beperkt aantal veel voorkomende ziektes, want overdaad schaadt op een markt en teveel informatie is on(ver)werkbaar.
Stap 2: De burger beslist over wat hij nodig heeft, wagentje vullen zoals in de supermarkt: eigen keuze. De potentiële patiënt centraal op de gezondheidsbeurs, met de eigen gezondheid als inzet. De internet test heeft uitgewezen of er een risico is, een gevaar dreigt. De burgerpatiënt is er toch niet gerust op; zekerheid is belangrijk en daarmee steun. De tekst op internet houdt daar rekening mee.
Stap 3: de burger/patiënt/zorgmanager kiest een zorgprofessional, die hem het beste kan steunen. Dat is die hulpverlener, die op hem is ingespeeld, dicht bij huis op de markt of in de supermarkt. In Nederland is dat die ondernemer, die de klant in voor- en tegenspoed aan zich weet te binden: de huisarts en de thuiszorg. De ‘eerste lijn’, experts van wieg tot graf, weet welk duwtje in de rug de burger nodig heeft. En de overheid wil helpen duwen.
Stap 4: een verontruste burger wil graag het naadje van de kous weten. Steun vanuit de eerste lijn betekent, dat de patiëntburger geholpen wordt om verder te zoeken. Dus wordt deze doorgestuurd naar de ‘tweede lijn’, waar en detail wordt nagegaan of er mogelijk ergens iets loos is. De ‘specialisten’ moeten hun diagnostisch arsenaal openen, want de test op internet heeft duidelijk gemaakt: er dreigt gevaar. De tekst op internet meldt dus: ook als er bij u op dit moment geen risico op gezondheidsschade of ziekte is vastgesteld, wil dit niet zeggen dat u geen ziekte onder de leden heeft! Het zekere moet voor het onzekere worden genomen. Na stap 1 is stap 2 en verder onontkoombaar geworden. Dus moet er een vijfde stap komen.
Stap 5: er moet een test voor de burger op internet komen om zijn rol als potentiële patiënt en zorgmanager te kunnen spelen.
Hoe gaat het verder met dit masterplan? Het plan maakt duidelijk dat stap 5 ‘de test op internet’ het eerste moet worden gezet. De test behoeft niet ‘evidence based’ (dat wordt ook te ingewikkeld voor de burger) te zijn. Het moet werken, dus ‘practice based’ zijn. Logischerwijze kan zo een test, uitgaande van de noodzaak van zekerheid, practice based en detaillering, het beste door de ‘specialisten’ ontwikkeld worden.
Deze stap is inmiddels met succes gezet. De test is beschikbaar, precies zoals bedoeld (gezondheidsrisicotests.nl). Inderdaad is deze ontwikkeld door medisch specialisten. De test is niet kostenvrij, want ook medisch specialisten zijn ondernemers geworden. Het gaat in eerste instantie om 28 veel voorkomende ziektes. De burger kan aan stap 2 beginnen.
Binnen het ministerie van Volksgezondheid is een interne discussie gaande. De vorige minister had een dergelijke test op internet verboden, omdat deze werd de burger ‘aangeboden’. Derhalve viel deze onder de wet op het bevolkingsonderzoek. Die minister wist niet, dat internet een vrijmarkt is. Iets aanbieden op internet is geen aanbod, redeneert de huidige minister, ook al kost de test enkele tientjes. Op de markt is niets voor niets; het is geen aanbod, maar een koopje. Daar zijn Nederlanders gek op, weet iedere politicus. Dus het mag. Een ander discussiepuntje is de rol van de eerste lijn. Traditioneel is die terughoudend in medisch handelen, sterk gericht op geruststelling zonder gedetailleerd onderzoek. Dit probleem lijkt te zijn opgelost door vele financiële incentives in de eerste lijn te brengen, die de actie- en doorverwijsbereidheid c.q. het productieproces in de zorg stimuleren. Hulpverleners die gebleven zijn hebben er wel oren naar. De woorden van de oude zorgmanagers galmen nog na. Één vraag blijft: wie houdt zijn hoofd erbij? Ik hou mijn hart vast.