De laatste jaren is het bon ton rondom de jaarwisseling. “Het gaat beter. Toch?” Zo hoopt Marike Stellinga op 30 december 2016 in haar NRC column. Is hoop op ‘beter’ niet een teken van vertrouwen of gebrek daaraan. Wanhoop misschien? Cabaretiers maken er goede sier mee; we groeien, zegt Guzman, dat wel maar steeds verder uit elkaar. Met vele andere onderzoekingen concludeert het SCP dat er grote kloven zijn in de polder. En niet alleen in de polder, in de hele EU.
Er is gebrek aan vertrouwen tussen elite en de rest; tussen hoog- en laagopgeleiden, tussen jongeren en ouderen, mensen met een Nederlandse (de koning?) en niet-Nederlandse (de koningin?) achtergrond. Het zijn onmiskenbaar signalen, dat in het huidige maatschappelijke bestel de basis voor een samenleving is aangetast. Oude solidariteit bestaat nog bij eenlingen (een contradictio in terminis) en met de introductie van de zorgzame samenleving ruim 30 jaar geleden is de gemeenschap aan de dijk gezet. Toen al werd het vertrouwen in de burger opgezegd; de burger werd consument, eiser en daarmee ook egoïst en bedrieger.
Wat is er gebeurd met ‘ons’ vertrouwen? Hebben we dat nodig? Is vertrouwen nodig voor samenleven? Als het antwoord op de laatste vraag ja is, dan leven wij in het huidige maatschappelijk bestel niet meer samen. En dat zou best het geval kunnen zijn zonder dat mensen het zich op dit moment realiseren. Het Europese democratisch systeem en de inrichting van democratische staten is gebaseerd op een sociaal contract tussen overheid en burgers. Een sociaal contract waardoor de burgers er op kunnen vertrouwen beschermd te worden tegen willekeur en malheur, vrij zijn hun mening te uiten en gelijke kansen te krijgen (zonder verplichting die te pakken). Een sociaal contract dat relatieve zekerheid biedt. Dat sociaal contract wankelt, het sociale contract tussen burgers en staat is in staat van ontbinding en het herfsttij van de Europese Unie is inmiddels begonnen, hetgeen door sommigen wordt toegejuicht en door anderen genegeerd .
Vertrouwen is het cement van samenleven, zonder vertrouwen is iedereen een gevaar. De mens als wolf in schaapskleren? Misschien. ‘Zijn gelijken’ kan men misschien nog vertrouwen, maar de ‘anderen’? Die anderen zijn niet meer in vertrouwen, daar heeft men geen vertrouwen in en als men dat zou hebben is men te goed van vertrouwen. Vertrouwen is de idee dat de ander eerlijk en aardig is, begrip heeft, mee leeft, samen leeft. Dat zijn de ‘gelijkgestemden’. Maar in de maatschappij zijn niet alleen gelijkgestemden en daar moet men ook mee samen leven. Dat is moeilijk zonder vertrouwen. En om dat vertrouwen te winnen – over en weer – moet men de ander (er)kennen. De discussies over ‘hoe verder’ gaan echter niet over hoe elkaar (weer) te leren kennen. Integendeel, het individualisme viert hoogtij, nog steeds.
De troonrede van 2013 met de oproep tot een participatiesamenleving (een contradictio in terminis) was een poging om naar de ander om te zien. Die oproep is gevolgd door discussies over een ‘nieuwe maatschappij’, ‘een nieuwe economie’, maar die discussies leiden niet tot een nieuwe lente! Een oproep om meer samen te doen, om meer voor elkaar op te komen (en niet alleen voor zichzelf), om rekening te houden met de ander veronderstelt vertrouwen en dat vertrouwen is er niet. Het is ‘schokkend afwezig’ in Westerse democratieën. Eén op de 10 EU burgers heeft vertrouwen in politici (cijfers uit 2014). Negen op de 10 EU burgers denken dat politici niet geven om wat de burgers denken. Wie nog te vertrouwen als de gekozen vertegenwoordigers van het volk niet te vertrouwen zijn volgens hetzelfde volk? Daarmee wordt het vertrouwen in democratische instituties (parlement, toezicht, rechtspraak) en hun maatregelen ondermijnd; is er wel sprake van ‘behoorlijk bestuur’?
Als het vertrouwensbeginsel van de democratie weg is kan een samenleving niet functioneren. Politici en beleidsmakers kennen hun burgers niet net zo min als de burgers elkaar kennen.
Maar de burgers in EU landen hebben ook problemen met vertrouwen in elkaar. Eén op de 4 burgers geeft aan dat de meeste mensen te vertrouwen zijn. Men denkt (gelukkig) over de medemens iets positiever dan over politici. Maar: driekwart van de burgers meent dus dat de meeste mensen niet te vertrouwen zijn (cijfers 2014)!
Dat gebrek aan vertrouwen is natuurlijk eerder gesignaleerd. Wantrouwen heerst, zegt de filosofe Michela Marzano in haar boek ‘Le contrat de défiance’, omdat men zich verraden voelt. Er gaapt een (inmiddels onoverbrugbare?) kloof tussen wat ‘men’ zegt (belooft te zullen doen) en wat ‘men’ doet. De belofte van Obama ‘Yes, we can’, de PvdA die ‘rechts’ regeert tegen het eigen verkiezingsprogramma van 2012 in zijn voorbeelden van dat verraad. En – zo meent Marzano – politici geloven zelf in de ideologie van het individualisme en hebben uit het oog verloren dat (de meeste) mensen behoefte hebben om samen te leven.
Politici roepen inmiddels op tot een ‘nieuwe solidariteit’ (eigen identiteit en eigen volk eerst) maar daarmee creëert men gesloten gemeenschappen die wantrouwend staan tegen alles en iedereen wat anders is. Het gaat niet beter. Wantrouwen regeert.
Het huidige vertrouwen is blind. Martin Luther King zei het al: vertrouwen is het zetten van de eerste stap zonder dat je de hele trap ziet. Dus moeten we tastend op zoek naar een nieuw vertrouwensbeginsel voor de samenleving en daarmee naar een zekere leiddraad voor de herinrichting van het maatschappelijk bestel. Vertrouwen in een ander, in een bestuur, in een regering biedt zekerheid, maar geen absolute zekerheid. Zonder vertrouwen wil men een absolute zekerheid creëren door regels en contracten, die het wantrouwen bevestigen én rechtvaardigen.
Vertrouwen opbouwen tussen burgers onderling en daarmee ook tussen overheid en burgers kost tijd en het is vijf voor twaalf. Vertrouwen opbouwen – niet herstellen – veronderstelt een open contact tussen burgers (zonder beveiligers en niet via sociale media) gebaseerd op gelijkwaardigheid, respect, op zoek naar het antwoord op de vraag ‘hoe willen en kunnen we samen leven’. Het antwoord ligt niet in het verleden, het wordt niet gevonden door schreeuwers, maar het ligt in het verschiet door naar elkaar te luisteren. C’est aussi le ton qui fait la musique. Die toon is moeilijk te vinden als het wantrouwen regeert, maar daarmee is ook duidelijk dat alleen vertrouwen zin geeft aan een gesprek. Vertrouwen als basis voor samen leven klinkt als muziek in de oren. Laten we weer leren musiceren.