Waarom zijn de verpleeghuizen er nog? Tijd voor een andere aanpak!

Vijf jaar geleden (voorjaar 2018) presenteerde de minister van VWS aan de Tweede Kamer een Programmaplan (1), getiteld ‘Thuis in het Verpleeghuis, waardigheid en trots op elke locatie’. Een document met visie, dat opriep tot verandering in verpleeghuizen en dat was niet voor het eerst (en helaas ook niet voor het laatst), dat de noodzaak tot verandering ‘gezien’ werd! De minister wees op de noodzaak van kwaliteit in de verpleeghuiszorg (“tijd en aandacht voor de bewoner, voldoende deskundige en tevreden zorgverleners, innoveren van de sturing”). Daarvoor en daarna (vanaf 2017 tot en met 2021) bezocht de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd alle organisaties (totaal 649), die verpleeghuiszorg bieden (2). De Inspectie stelde wat betreft de persoonsgerichte zorg vast, dat “De meeste zorgorganisaties hebben grotendeels voldoende aandacht voor de cliënt als persoon.” Als het gaat over voldoende en deskundige zorgmedewerkers concludeert de Inspectie “Personeelsbeleid blijft een aandachtspunt”. Wat betreft sturing op kwaliteit en veiligheid merkt de Inspectie op, dat “Ruim de helft van de zorgorganisaties zorgt dat er voldoende deskundige zorgmedewerkers beschikbaar zijn, passend bij de aanwezige cliënten en de zorg die zij nodig hebben.” Dus iets minder dan de helft van de verpleeghuizen heeft niet het personeel dat nodig is voor de zorg, die de cliënten nodig hebben!

Wat hebben cliënten nodig? In 2020 stelt L.J.M Hoek in haar proefschrift (3), dat ondersteuning van de eigen regie (autonomie) van mensen, die zorg nodig hebben, steeds belangrijker wordt gevonden. Maar ook, dat deze manier van zorg verlenen vaak complex en uitdagend is, vooral in verpleeghuizen. Samenwerking en partnerschap tussen naasten van bewoners en zorgverleners zijn daarbij cruciaal, maar dat ontstaat niet zomaar; het kan wel, maar vraagt verandering en inspanning. Het door haar ontwikkelde programma (b)lijkt te werken en draagt bij aan de verbetering van de kwaliteit van leven van de bewoners. Maar zo luidt de waarschuwing: steun vanuit het management is belangrijk voor het welslagen van zo een programma.

Implementatie van het succesvolle programma blijft uit zoals recentelijk blijkt uit het artikel in het Tijdschrift voor Gerontologie en Geriatrie, getiteld “Betrokken bewoners in het verpleeghuis: dilemma’s, knelpunten en kansen” (4). De auteurs wijzen op de ontwikkeling in de verpleeghuiszorg van een paternalistische naar een democratische manier van zorg verlenen. Tegelijkertijd signaleren zij, dat in veel zorgorganisaties de bewoners nog nauwelijks betrokken worden in de gang van zaken. Toch wordt die betrokkenheid van bewoners door medewerkers en bewoners als belangrijk gezien, maar de vraag ‘hoe dan?’ riep 3 dilemma’s (problemen dus) op: autonomie versus afhankelijkheid, persoonlijke ervaringen versus privacy en geluksmomenten versus eerlijkheid.

Vijftig jaar geleden verscheen een proefschrift “Aanpassing in verpleegtehuizen” (5). De eerste conclusie van de studie luidde: Wil men inzicht krijgen in de situatie van oudere mensen in instituten dan zal zowel deze oudere mens als zijn omgeving (de inrichting) uitgangspunt van onderzoek dienen te zijn en tegelijkertijd in de studie betrokken te worden. Het is niet de een of het ander. Het gaat om de samenhang: het belang van de ‘cliënt’ én de kwaliteit van de instelling. De studie concludeert ook, dat eventueel ‘afwijkend gedrag’ in het instituut waarschijnlijk toe te schrijven is aan de wijze, waarop in het ’verpleeginstituut’ met de cliënten wordt omgegaan. Er zijn geen aanwijzingen, dat dit ‘afwijkend gedrag’ reeds voor opname aanwezig was. Dat afwijkend gedrag kan mogelijk gezien worden als een uiting van onvrede en/of machteloosheid. Dat betekent ook, dat de adviezen tot ‘verbetering’ in het ene verpleeghuis niet zonder meer van toepassing zijn op een ander verpleeghuis. Deze oude studie beveelt aan het medisch-verpleegkundig model te vervangen door een model, waarin ruimte is voor diversiteit en flexibiliteit, waarbij de cliënt altijd centraal staat. Dat was 50 jaar geleden.

Nog eerder, in 1961, introduceerde Irving Goffman het begrip total institutions (6). Dat zijn instellingen waar de manier van leven, zoals mensen in de huidige maatschappij doen, niet mogelijk is. Alle dagelijkse handelingen zoals eten, slapen, werken, ontspannen etc. vinden plaats onder één dak en één autoriteit. Voorbeelden zijn: zorginstellingen, gevangenissen, kloosters. In dat licht is het niet vreemd, dat arts en filosoof Bert Keizer (toen ook verpleeghuisarts) in het Parool van 5 juli 2016 stelt: “Verpleeghuizen met dementerende en zieke ouderen zijn het afvoerputje van onze maatschappij”.

Waarom is leefbaarheid in verpleeghuizen een probleem en waarom lukt het niet om voor hulpbehoevende burgers een leefbare omgeving te creëren? Nee, de cliënt is geen koning. Al 50 jaar is verpleeghuiszorg in Nederland onder de maat. Beleidsmakers en verzekeraars worstelen, maar de zorgmarkt werkt niet! Vraag het de bewoners van verpleeghuizen en hun naasten.
Tijd voor een andere aanpak. Experimenten tonen aan dat het beter kan. Is er naast de juiste zorg op de juiste plek, naast passende zorg, naast advanced care, naast Beter Thuis, naast doelmatige zorg, naast essentiële zorg ook behoefte aan betrokken zorg? Nee. Zoals R. Mouton (7) schrijft: De hele opsomming van normen heeft tegelijk een eigen normatief kader: pas je er niet in dan ben je niet passend. Wat moet je als zorgverlener en wat moet je als zorgverzekeraar? Beiden zijn zweverig (8) geworden; oorzaak: het zorgbeleid.

Wat beter moet is het zorgbeleid en dat vraagt om een helder begrip: wat is zorg. Eind juni is er een “Pallascafé” met de vraag “wat is de essentie van zorg?” Mijn voorstel: stop met allerlei zorg-adjectieven. Analyseer het ‘volksgezondheidsbeleid’ van de laatste decennia en leer van de beleidsfouten. Stel vast: wat verstaan wij als samenleving onder zorg, aan welke (rand)voorwaarden die zorg moet voldoen en welk beleid (inhoudelijk-organisatorisch-financieel) daarbij past. Inderdaad, een stelselwijziging en grondig. Dat opent nieuwe perspectieven voor alle burgers en zorgverleners; dus ook voor verpleeghuispatiënten, hun naasten en voor de toegewijde zorgprofessionals. Het wordt tijd na 50 jaar!

Literatuur:
1. Programmaplan ‘Thuis in het Verpleeghuis, waardigheid en trots op elke locatie’. Kamerbrief Minister van VWS 9 april 2018.
2. Verpleeghuiszorg in beeld 2017-2021 Ministerie VWS 2022 https://open.overheid.nl/documenten/ronl-5248c53cd0c4369d3c52ca153d47d7d1b6a0f788/pdf
3. Hoek L. J. M.. Change begins with choice. Supporting the autonomy of nursing home residents with dementia through partnership. Dissertatie Universiteit Maastricht 2020.
4. Blok M. et al. Betrokken bewoners in het verpleeghuis: dilemma’s, knelpunten en kansen. Tijdschrift voor Gerontologie en Geriatrie 2023 DOI: 10.36613/tgg.1875-6832/2023.01.01
5. Heuvel W.J.A. van den. Aanpassing in verpleegtehuizen. Dissertatie Radboud Universiteit 1973
6. Goffman I. Asylums. Essays on the condition of the social situation of mental patients and other inmates. Anchor Books 1961
7. Mouton R. Normen Passende zorg nader beschouwd. Nieuwsbrief Zorg&Innovatie, Augustus 2022.
8. Levi M. Zweverige zorgverzekeraars. Medisch Contact. Mei 2023

Author: Wim van den Heuvel

W.J.A. (Wim) van den Heuvel is born in Nuenen, the Netherlands. He is professor emeritus of the University of Groningen and of Maastricht University, the Netherlands, but still works as advisor/consultant/researcher. After Grammar School (Dutch: ‘Gymnasium’), he got his masters in Sociology and his PhD (thesis on ‘Adjustment in Nursing Homes’) at Radboud University Nijmegen. After assistant Professor at the Institute of Social Medicine, and of the Gerontology Centre, Radboud University Nijmegen (1969-1975) he was pointed as Director of the Institute of Social Oncology (Dutch Cancer Society, KWF), Amsterdam (1976 -1980). In 1979 Queen Juliana appointed him as Professor of medical sociology, University of Groningen, Faculty of Social Sciences and Faculty of Medicine. In 1989 he also became Scientific Director of the Northern Centre for Health and Research University of Groningen. In the period 2000-2005 he was working as Professor in Rehabilitation and Handicap Maastricht University, Maastricht, also acting as Director General Institute for Rehabilitation Research and as Scientific Director of Research school of Primary Health Care Research (CaRe), Maastricht University. He was visiting professor at Syracuse University USA (1975), the University of Vienna, Austria (1997) and Titu Maiorescu University, Bucharest, Romania (2008). Besides visiting professorships he made study tours to Brazil, Australia, China, Cuba, India, New-Zealand and USA. During his professorship he supervised successfully 61 PhD students. He was project leader of various international research and development projects (financed by EU or the Dutch Ministry of Foreign Affairs), including subjects like developments of primary health care, palliative care, home care for the aged, primary health care, care for specific diagnosis like cancer, rheumatoid arthritis, and spina bifida. These projects included researchers and practitioners from Belgium, Croatia, Czech Republic, France, Germany, Greece, Ireland, Italy, Norway, Poland, Romania, Slovenia, Slovakia, Sweden, Switzerland, and United Kingdom. He received various rewards, including Academy Medal University PJ Safarit, Kosice, Slovakia, Honorary member of Romania Society of Family Medicine/General Practice, Romania, Honorary member of the European Society of Health and Medical Sociology, Honorary member Academy of Medical Sciences, Romania, Academy Medal University of Groningen, The Netherlands, Officer in Royal Order Oranje Nassau, The Netherlands, Siglium University of Krakow. He chaired – and still chairs - various national and international committees all related to scientific research in health care and gerontology.

Leave a Reply

Your email address will not be published.


Required