Wat kost een allochtoon is een brutale vraag. Burgers vinden de Nederlandse maatschappij brutaal en individualistisch. Ze willen een samenleving met respect voor gezag en hoffelijkheid volgens ’21 minuten ‘. En ze vinden, dat zij (de Nederlanders) niet tegen kritiek kunnen. Zo tolerant zijn ze blijkbaar niet, maar wel bevooroordeeld, dagelijks zichtbaar in hun gedrag en woordgebruik. Onder de dekmantel van tolerantie gedijt discriminatie als hennepplanten in illegale kwekerijen. Beleefdheid, hoffelijkheid lijken ondeugden. Vragen staat vrij, maar zijn verkeerd als ze beledigend zijn door de manier van vragen. Iets beschaafd vragen is ‘overdreven’ evenals voor iemand opstaan of iemand laten voorgaan. Beschaafd is een teken van ontwikkeling. Beschaving is respect tonen voor de ander door hoffelijk, beleefd gedrag en door vragen juist te stellen.
Wat kosten allochtonen is een voorbeeld van een verkeerde vraag, vorige week gesteld. De vraagsteller, een politicus, geeft blijk van onkunde, vooroordeel en zelfgenoegzaamheid. Onkunde, omdat tegenover kosten ook baten moeten worden gezet om een juist beeld te krijgen; baten op korte en lange termijn. Maar een juist beeld is nadrukkelijk niet de bedoeling van de vraag. Immers de vraag is ingegeven door vooringenomenheid. Een vooringenomen vraag wil geen antwoord; het is een beledigende stelling. Vóór een vraag over anderen te stellen zou een teken van integriteit zijn de vraag eerst over jezelf te stellen. Een onderzoek doen naar de kosten en baten van een politicus en politieke partij is dan gepast, zeker als die partij veel maatschappelijke schade berokkend. Misschien is dat laatste een vooroordeel.
Tegenover zoeken naar kosten van allochtonen, zo stelt een hoogleraar macro-economie, doet Nederland er beter aan allochtonen aan het werk te helpen, want ‘in onze vergrijzende samenleving moeten we alle mogelijke helpende handen dankbaar accepteren’. Dankbaar? Te denken geeft, dat in het argument voorbij wordt gegaan aan de kwaliteiten, die nodig zijn voor ‘helpende handen’. Impliciet getuigt de redenering van twee (gerelateerde) vooroordelen: ‘bejaarden zijn een last’ en ‘kwaliteit van zorg aan bejaarden behoeft geen aandacht’. En met het eerste is de hoogleraar weer terug bij de vraag over allochtonen.
Gebrek aan beschaving, beleefdheid en hoffelijkheid speelt overal; in de politiek, in de zorg, in het beleid.
Patiënten voelen zich slecht geïnformeerd, terwijl het om hun leven gaat. Bejaarden in de zorg raken ondervoed en ondergaan dwangbehandeling. Is onvoldoende kwaliteit in de zorg een teken van gebrek aan beschaving? Ja.
Natuurlijk wil de minister van Volksgezondheid beschaafde zorg, dus moet de kwaliteit omhoog. Het voorstel van de regering was in 2007, dat in 2011 tenminste 90% van de bejaarden tevreden zijn over hun zorginstelling. Afgezien van de onhaalbaarheid van de doelstelling volgens de Rekenkamer, is een fundamentele vraag: wat zegt tevredenheid over de zorg over de kwaliteit van die zorg? Niets, zo toont onderzoek al decennia aan. Wat betekent tevredenheid van een verwarde bejaarde, die in een verkeerde instelling is opgenomen? Ontevredenheid is niet eenvoudig te uiten, indien er geen keuze is en de uiting directe repercussies heeft. Zo ‘tolerant’ zijn ook verzorgers niet.
Uitingen van ontevredenheid zouden juist een teken moeten zijn, dat patiënten, ook zeer afhankelijke patiënten, kunnen en durven zeggen wat ze van de zorg vinden. Dan zijn ‘mystery guests’ niet meer nodig om iets te weten te komen over de kwaliteit van de zorg. Een spelletje spelen om iets over kwaliteit te kunnen zeggen? Patiënten moeten het zelf kunnen uiten. Maar de minister wil tevredenheid horen (90%), geen kritiek op kwaliteit. Ook de minister kan niet tegen kritiek. De minister heeft een verkeerde en onhaalbare doelstelling. Het is als de verkeerde vraag. Het hierboven geschetste herhaald zich; de argumenten verraden de vooroordelen. Beschaafd vragen naar de vooroordelen is wat over blijft. En is dat dan niet weer beledigend?