De laatste tijd mocht ik diverse oraties van professoren bijwonen op verschillende universiteiten. Met het uitspreken van de rede wordt het ambt officieel aanvaard. Dat moeten bijzondere gebeurtenissen zijn, dus gaan ze veelal gepaard met een symposium vooraf en feest na.. Het waren ook allemaal bijzondere professoren. Edoch, een ieder mag zich (tegenwoordig) professor noemen. Het is een aanspreektitel. In verschillende Europese landen worden leraren van een middelbare school met professor aangesproken evenals hoogleraren van een universiteit. ‘What is in a name.’
Met de officiële aanvaarding van het ambt is het niet veel beter gesteld. Inhoudelijk noch procedureel. De professus getuigt publiekelijk van zijn expertise, gedemonstreerd in wijze lessen, waarvan de oratie de eerste is; professionele sprekers met een visie. Dat was. Nu is de oratie een opsomming van lopende zaken en verplichtingen, met vooral veel eigen werk (niet bijzonder dus) en weinig inspirerend. Officieel kan het ambt eerst worden uitgeoefend, nadat men toegelaten is tot de senaat en de inaugurele rede heeft uitgesproken. Uitoefenen van het ambt betekent onder meer in: het afnemen van doctoraal examens (mondeling vanzelfsprekend), het begeleiden van promovendi, zitting nemen in de cortege bij een promotie en het (dan) dragen van een (zwarte) toga. Dat was. Nu verkleedt men zich al voor de benoemingsbrief op de mat valt als ware een carnaval. En de kleuren van de toga’s doen voor het laatste niet onder. Hoe jonger de universiteit des te exotischer de kleur.
Nu is het verval van dergelijk mores begrijpelijk. Ze passen niet meer in de jij-jou en blog cultuur. Het ambt is gedemocratiseerd. Professoren worden niet meer door de Kroon benoemd. Ik heb de eer nog door Koningin Juliana (Juliana wordt door de Nederlandse spellingscontrole van ‘Word’ als fout aangemerkt; correct zou zijn Juliaans) te zijn benoemd; het moet een van haar laatste handelingen als koningin zijn geweest. Het universiteitsbestuur benoemt nu. Een praktische oplossing want soms was het lang wachten op de koninklijke handtekening. Met die verandering is ook de benoeming voor het leven verdwenen en de onafhankelijkheid van het ambt. Ik heb levenslang.
Professoren zijn in dienst van de universiteit en worden door het universiteitsbestuur, dat het nog wel College van Bestuur heet, gehoord het College van Decanen (de voorzitters van de faculteiten, niet te verwarren met de directeuren) benoemd. Dit geldt voor sommige professoren. Want er zijn professoren in soorten en maten. De professor kan bijvoeglijk worden gekwalificeerd als, ‘kern’, persoonlijk, academisch, bijzonder en – vroeger – ook nog buitengewoon. En het adjectivum maakt wat uit: in status, in invloed, in salariëring. Kernhoogleraar – direct na de afschaffing van het lectoraat aan de universiteit, een bezuinigingsmaatregel in de jaren zeventig, was dat hoogleraar B, terwijl de lector hoogleraar A werd – staat bovenaan. ‘Persoonlijk’ is een extra waardering, die een ‘bijzondere’ kan krijgen, niet eerder dan na vijf jaar. Academisch is een eretitel van de Koninklijke Academie van Wetenschappen, die gepaard gaat met extra onderzoeksmiddelen/tijd. De genoemde hoogleraren zijn in dienst van de universiteit. De buitengewone was dat niet maar wel door de universiteit aangesteld. De bijzondere maakt het bont. Deze professor is niet in dienst van de universiteit en wordt niet benoemd door het College van Bestuur. Hij wordt ‘toegelaten’ op verzoek van een stichting, bedrijf of fonds, dat uit ideële overwegingen of uit eigen interesse aan een bepaald onderwerp meer aandacht/status wil geven. Het is een benoeming voor vijf jaar.
De functie van een bijzondere leerstoel is niet onomstreden. Sommigen menen dat de wetenschappelijkheid, de onafhankelijkheid en het niveau van de alma mater met de introductie van bijzondere hoogleraren aan het verdwijnen is. (Maar het is kinderachtig het verval van de alma mater alleen aan de bijzondere hoogleraar toe te schrijven). Anderen zien dit juist als de oplossing voor ‘translatie en valorisatie’ (wetenschappelijk bevindingen vertalen naar de praktijk en ten gelde maken). Ik denk, dat de alma mater inderdaad gaat verdwijnen en met hen de professus, de bevlogen expert. Die was meer dan gewoon, niet bijzonder.