Koppositie als strohalm

De Europese gezondheidsindex 2009 voor consumenten is uit, voor de 5e keer.  Het resultaat staat nu groots op de website van VWS ‘Onbetwiste koppositie voor Nederlandse gezondheidszorg in Europa’. Dat ‘onbetwiste’ stellen de onderzoekers al zeggen ze meteen dat ze er geen verklaring voor hebben. Het komt dus niet door de gereguleerde marktprikkels, zoals het persbericht van VWS stelt. De onderzoekers waarschuwen expliciet: het eerste en belangrijkste is de uitkomsten ‘with caution’ te hanteren. De minister en staatssecretaris van VWS zien de uitkomst als ondersteuning van hun beleid. Dat is onvoorzichtig en onverstandig, maar  begrijpelijk. Het is hun laatste strohalm.

Deze hoogste score is geen prijs, maar toch zien de bewindspersonen dit zo: ‘een prijs als stimulans om verder te werken aan het versterken van de positie van de patiënt’. Is dat niet vreemd? De ‘prijs’ is een ‘health consumer index’, d.w.z. in Nederland is de rol van de patiënt het beste geregeld van 31 Europese landen. Nu heb ik eerder gesteld, dat het met die patiëntenrechten niet bijzonder goed gesteld is in Nederland. Heb ik ongelijk? Niet per se, want de bewindspersonen gaan verder aan het werk. Dat is blijkbaar nodig.

Wat meet de ‘health consumer index’ eigenlijk? De index is een optelsom van 6 aspecten van zorg. Sommige aspecten zeggen iets over de organisatie van de zorg zoals het gebruik van internet in de zorg of hoe snel nieuwe geneesmiddelen worden toegelaten. Andere aspecten geven mortaliteit/morbiditeit weer zoals kindersterfte of kankerincidentie en weer andere de verrichtingen in de zorg: het aantal cataractoperaties,  niertransplantaties of vergoede, voorgeschreven geneesmiddelen. Aspecten die weinig zeggen over de rol van de consument in de zorg. De belangrijkste aspecten, vanuit consumenten perspectief, zijn de wachttijden (inclusief lijsten) en patiëntenrechten en patiënteninformatie. Daarop scoort Nederland niet het beste. Nederland scoort het beste op ‘e-Health’ en ‘Pharmaceuticals’.

Volgens e-Health maken veel huisartsen gebruiken computers en wisselen gezondheidswerkers veel medische informatie via internet in Nederland. Daarom scoort Nederland hoog. Maar wordt de patiënt daar beter van? Een nationaal Elektronisch Patiënten Dossier is niet  beschikbaar. En hoeveel patiënten kunnen on-line afspraken maken met een medisch specialist of krijgen hun lab uitslagen via internet?  De meeste patiënten krijgen helemaal geen lab uitslagen te zien.

De wachttijden zijn in Nederland ‘gemiddeld’, maar dat komt omdat afspraken met de medisch specialist – als het goed is – via de huisarts lopen. Dat wil de overheid juist. Maar dat betekent, dat je niet dezelfde dag een afspraak kunt maken met de specialist in het ziekenhuis. En dat is niet goed volgens de index. Het is met de patiëntenrechten goed geregeld volgens de index. De bron is de wet op de geneeskundige behandeling overeenkomst (WGBO) van de vorige eeuw. Recent materiaal is blijkbaar niet voorhanden bij de ‘onderzoekers’.

De ‘health consumer index’ combineert allerlei cijfers, waarvan de betekenis – zeker vanuit patiënten perspectief – de combinatie van appels en peren is. Met die compote scoort Nederland als hoogste. En daar zijn de bewindslieden van VWS trots op. Het moet niet erger worden.

De ‘onderzoekers’ geven nog een waarschuwing ‘De scores betekenen niet zoveel. Het is relatief en het maakt niet veel uit op welke plaats men staat’. De koppositie is dus letterlijk een strohalm. Het is tijd een vraagteken te zetten bij de ‘onderzoekers’. Het onderzoek is van het Zweedse ‘Health Consumer Powerhouse’, met een vestiging in Brussel, dat via regionaal Zweeds onderzoek nu data – appels en peren – van Europese landen optelt. De ‘onderzoekers’ relativeren terecht de betekenis van de index, maar vergalopperen ze zich in het enthousiasme voor de Nederlandse score ‘onbetwist’, ‘een aardverschuiving’ en ‘the best health care system in Europe’. Zochten de bewindspersonen zelf naar de strohalm?
Zoals gezegd de ‘onderzoekers’ hebben geen verklaring voor de ‘landverschuiving’ en stellen speculatief, dat het zou kunnen komen doordat medische hulpverleners in Nederland beslissingen nemen in samenspraak met de patiënt. Je vraagt je af waar dat niet gebeurt? In Zweden?  Maar inderdaad we polderen wat af in de spreekkamer, maar dat heeft weinig met patiëntenrechten te maken. Het is een volksaard, geen strohalm. De ‘gerichte marktprikkels’ heeft die volksaard niet kunnen veranderen. Nog niet.

Author: Wim van den Heuvel

W.J.A. (Wim) van den Heuvel is born in Nuenen, the Netherlands. He is professor emeritus of the University of Groningen and of Maastricht University, the Netherlands, but still works as advisor/consultant/researcher. After Grammar School (Dutch: ‘Gymnasium’), he got his masters in Sociology and his PhD (thesis on ‘Adjustment in Nursing Homes’) at Radboud University Nijmegen. After assistant Professor at the Institute of Social Medicine, and of the Gerontology Centre, Radboud University Nijmegen (1969-1975) he was pointed as Director of the Institute of Social Oncology (Dutch Cancer Society, KWF), Amsterdam (1976 -1980). In 1979 Queen Juliana appointed him as Professor of medical sociology, University of Groningen, Faculty of Social Sciences and Faculty of Medicine. In 1989 he also became Scientific Director of the Northern Centre for Health and Research University of Groningen. In the period 2000-2005 he was working as Professor in Rehabilitation and Handicap Maastricht University, Maastricht, also acting as Director General Institute for Rehabilitation Research and as Scientific Director of Research school of Primary Health Care Research (CaRe), Maastricht University. He was visiting professor at Syracuse University USA (1975), the University of Vienna, Austria (1997) and Titu Maiorescu University, Bucharest, Romania (2008). Besides visiting professorships he made study tours to Brazil, Australia, China, Cuba, India, New-Zealand and USA. During his professorship he supervised successfully 61 PhD students. He was project leader of various international research and development projects (financed by EU or the Dutch Ministry of Foreign Affairs), including subjects like developments of primary health care, palliative care, home care for the aged, primary health care, care for specific diagnosis like cancer, rheumatoid arthritis, and spina bifida. These projects included researchers and practitioners from Belgium, Croatia, Czech Republic, France, Germany, Greece, Ireland, Italy, Norway, Poland, Romania, Slovenia, Slovakia, Sweden, Switzerland, and United Kingdom. He received various rewards, including Academy Medal University PJ Safarit, Kosice, Slovakia, Honorary member of Romania Society of Family Medicine/General Practice, Romania, Honorary member of the European Society of Health and Medical Sociology, Honorary member Academy of Medical Sciences, Romania, Academy Medal University of Groningen, The Netherlands, Officer in Royal Order Oranje Nassau, The Netherlands, Siglium University of Krakow. He chaired – and still chairs - various national and international committees all related to scientific research in health care and gerontology.

Leave a Reply

Your email address will not be published.


Required