Tijdens een gezellig lunch met mijn twee dochters, beiden werken in de zorgsector, kwam – niet geheel onverwacht gezien mijn leeftijd en historie – de onbetaalbaarheid van de zorg vanwege vergrijzing op tafel. Ik reageerde als door een wesp gestoken, niet onbegrijpelijk gezien hetgeen ik in artikelen en lezingen al decennia lang en geleden heb beleden: “de zorg is helemaal niet onbetaalbaar” en “vergrijzing is een succesverhaal, vooruitgang, terwijl het wordt gebracht als een ramp”. Vergrijzing is m.i. vooruitgang. We worden nu (gemiddeld 78 jaar) twee keer zo oud als 150 jaar geleden. Ik vind (nog steeds) ouderdom een zegen en ja onbetaalbaar. Dat zorg onbetaalbaar is/wordt, is een politieke stellingname, ingegeven door de waan van de dag en gebaseerd op opvattingen over (eigen) verantwoordelijkheid van burgers en over ordening van maatschappelijke processen. Onbetaalbaarheid (of iets anders: migratie, aanslag etc.) wordt als schrikbeeld gehanteerd, terwijl vooruitgang (of iets anders: identiteit, vrijheid etc.) naar willekeur wordt ingevuld. Ik had het daar toch al zo vaak over gehad?
Ik sloeg er voor alle zekerheid mijn archief op na en bleef steken in 1987, maar het had even goed een ander jaar kunnen zijn. In 1987 kopte het Utrechts Nieuwsblad ‘Commercie sluipende ziekte voor de gezondheidszorg’, omdat – zo had ik op een lezing betoogd – de veronderstelling dat door ‘eigen bijdrage’ de keuzes (van patiënten) rationeler worden en het gedrag (van patiënten en zorgverleners) efficiënter en daarmee de kosten zouden teruglopen onjuist was. De argumenten waarom dat zo was gelden nog steeds, dus wordt de zorg alsmaar duurder, wat iets anders is dan onbetaalbaar. Die argumenten hebben niet te maken met de vergrijzing. Integendeel, mensen worden naast steeds ouder ook steeds gezonder. Het aantal jaren dat men in gezondheid leeft stijgt sterker dan de totaal aantal te leven jaren . Kostenverhogingen in de gezondheidszorg komen voort uit de vooruitgang van medisch kunnen en technologie. Invoeren van een eigen bijdrage en commercie in de zorg zullen – zo verwachtte ik toen – een averechts effect hebben: een kostenverhogend effect zonder dat vooruitgang (betere zorg, langer gezond) gegarandeerd is. Als mensen ziek zijn en een eigen bijdrage voor het ontvangen van zorg moeten betalen, zal een deel van hen de zorg uitstellen en dat leidt tot intensievere zorg en tot slechter of geen herstel in een latere fase. De voorbeelden zijn – als men het wil zien – dagelijks op straat te vinden. En de ‘marktwerking’ in de zorg zal op twee manieren tot kostenverhoging leiden: perverse prikkel bij de aanbieders ‘hoe meer klanten hoe meer ‘winst’ en overbodige regelgeving om de ‘werking’ van de markt te controleren met als desastreus ‘eindresultaat’: uitholling van de relatie tussen patiënt en hulpverlener en toenemende ongelijkheid in gezondheid . Dat was 1987.
In datzelfde jaar organiseerde de Nationale Ziekenhuisraad een symposium onder de titel ‘Ziekenhuiszorg: de prijs van de vooruitgang’. Ik mocht daarin de spits afbijten en beet dus van me af en wees op de alarmerende stellingname van de overheid over het ‘gevaar voor onbetaalbaarheid van de toekomstige zorg’ natuurlijk vanwege de vergrijzing (Volksgezondheidsbeleid bij beperkte middelen. 1984). Het meest alarmerende was het ontbreken van een consistente visie op hoe de gezondheidszorg in te richten met het oog op toekomstige ontwikkelingen ( niet vergrijzing, maar ‘wat wordt de behoefte aan zorg’ en ‘hoe zorgvragen in samenhang te behandelen’). Na mijn presentatie was het wordt aan Dr. Haanen, hoogleraar hematologie. Hij schetste hoe en hoeveel vooruitgang was geboekt in de diagnostiek en behandeling van kanker. Op het einde van zijn betoog stelde hij onbetaalbaarheid van de zorg aan de orde met een vraag over de betaalbaarheid van de vooruitgang. Als jong assistent werkte hij in een ‘nood sanatorium’: een plek waar opgegeven tuberculose patiënten aan de voorkant binnen kwamen om – voor velen – door de achteruitgang naar het mortuarium te gaan. Een ligdag kost nu twintig keer zoveel als toen en zo eindigde hij “dat is voor de beleidsvoerders onder ons de prijs van de vooruitgang. Maar voor de patiënten is het ook de prijs van de vooruitgang en ik denk dat we die er graag voor over hebben”. Ja, hier sprak een zorgprofessional. Dat is inmiddels meer dan dertig jaar geleden. Is de prijs van de vooruitgang nu onbetaalbaar? Of alleen voor armen en ouderen? We zijn nog nooit zo rijk geweest en sturen steeds meer mensen naar de achteruitgang. De markt werkt altijd; tel uit je winst!
En zo kwamen we – zonder archief – vanzelf bij de volgende vraag: waarom werkt wie nog in de zorg?