Rust roest. Use it or loose it! Arbeid is geen straf voor een foutje in het paradijs, maar een kans. Arbeid adelt, Arbeid macht frei. Onrust is het lot van de mens.Het was Karl Marx die in zijn elfde Feuerbach these de grondslag legde voor een nieuw principe dat revolutionair zou blijken. Niet het communisme maar zijn afrekening met rust. Sindsdien is het niet meer rustig geworden.
Eeuwen lang was rust het paradijselijk geluk, het ideaal waar mensen naar streefden en dat hun doen en laten bepaalde. Met de Verlichting werd dit idee van rust als ideaal van vraagtekens voorzien maar nog niet ten grave gedragen. Rust had niet geleid tot meer geluk, maar tot berusting en acceptatie van onwetendheid en afhankelijkheid. De mens mocht niet tevreden zijn met rust, maar zoeken naar kennis en vrijheid. Het wezen van de mens was zijn vermogen te denken (cogito ergo sum (be)dacht Descartes) en daarmee vrij te zijn om te kiezen. Daarmee was onrust nog niet het leidende principe van het menselijk handelen. Integendeel de revolutie voor vrijheid, gelijk en broederschap en wat daar op volgde gaven voldoende redenen om rustig aan te doen. Onrust was ongemakkelijk, gevaarlijk, negatief.
Ruim 50 jaar later zag Marx dat anders. Voor hem was onrust positief. Onrust betekende verandering en hij maakte de verandering concreet en perspectiefvol: zoeken naar het betere. Onrust was normaal, maar rust niet. Het was onrust wat de mens bewoog.
Met het verdwijnen van het dogma van (paradijselijke) rust en de erkenning van onrust als motor van verandering gaf de mens zelf de wereld vorm. De ontwikkeling van de wereld wordt niet verklaard door ‘krachten’, die veranderingen plannen en in gang zetten. De wereld wordt ontwikkeld door de onrust van de mens zelf. Daarmee is ieder mens vormgever van die wereld.
Sindsdien is langzaam de heersende opvatting geworden dat rust slecht is. Stilstand is achteruitgang. Groei moet. Meer .. nog meer …. Van niet te bewegen, niet werken, niet consumeren wordt de mens ongelukkig en de wereld niet beter. Geen groei heet crisis en dus wordt van de burger gevraagd de broekriem aan te halen. Die burger wordt daar niet rustiger van, maar berust doch slechts een tijdje, want de onrust vraagt om verandering en dus bij gebrek aan verandering tot revolutie. En vooruit gaat het dan weer ….
De onrust, het perspectief dat het altijd verder gaat en steeds verandert, brengt de mens per definitie geen rust. Maar de idee dat alles stopt, hetzelfde blijft, dat er niets gebeurt, is evenmin rustgevend. Onrust is het lot van de mens tot het ophoudt. Het einde wordt daarmee een rustgevend perspectief.