Participatie architectuur

Begin dit jaar overleed de bedenker van de bloemkoolwijk, de Nederlandse architect Niek de Boer. Hij stelde – lang geleden – vast dat wijken waar straten doorheen lopen en dus auto’s rijden en geparkeerd staan een belemmering zijn voor ontmoetingen tussen mensen. Een structurele belemmering voor een participatiemaatschappij zou men tegenwoordig zeggen. Zijn analyse en idee stuitten aanvankelijk op verzet bij veel ‘experts’. Zijn oplossing de bloemkoolwijk met woonerven, een innovatie, maakte echter vanaf 1970 furore in de stedenbouwkundige planologie. Een bloemkoolwijk (meer dan 9000 inwoners) kent dus woonerven, ook wel romantisch hofjes genoemd, waar geen doorgaande verkeer is maar kronkelige paadjes huizen en hofjes verbinden. Het is er ‘autoluw’, maar men moet wel met de auto bij de voordeur kunnen komen. De hofjes zijn subwijkjes binnen de bloemkoolwijk. De bedenker van de bloemkoolwijk ging er niet zelf wonen. Bij verkoos de grote stad met een drukke straat.

Het voorbeeld van participatie architectuur is het ontwerp van de planoloog en architect Lucio Costa voor een nieuw te bouwen hoofdstad in Brazilië, een ‘vliegtuig’ dat het plan werd voor Brasilia. Hij schetste het plan in 1957. Met het regeringscentrum als romp vormden de woonwijken de vleugels. Een regering moet gedragen worden door de bevolking; participatie ten voeten uit.
In een woonwijk moeten volgens Lucio Costa woongenot, ontspanning en sociale functies centraal staan. Dat bepaalt ook de omvang: een woonwijk van 5000 inwoners. Zijn woonwijken hebben eenzelfde basisstructuur: een vierkant met daarbinnen 4 vierkanten. Rondom het grote vierkant ligt een ringweg, die vanuit één punt in het midden van een van de zijkanten ingereden kan worden. Op de linkse en rechtse zijden van het grote vierkant, gezien vanaf het inrijpunt, bevinden zich publieke voorzieningen zoals winkels, scholen, gezondheidscentrum en bibliotheek. Doorgaand rijverkeer binnen het grote vierkant is onmogelijk. Binnen ieder klein vierkant bevinden zich op ruime afstand van elkaar gelokaliseerd zeven appartementengebouwen. Zij liggen in een park met wandelpaden, banken, barbecue en sport faciliteiten. Het ontwerp van de meeste appartementen is van de architect Oscar Niemeyer.
Ieder appartementengebouw is dus omgeven door een ruime groene strook, aangelegd met een diversiteit van perken, struiken, bomen en waterpartijen. Ieder appartementengebouw heeft 5 verdiepingen, een ondergrondse garage voor de auto’s van bewoners, een ingang met conciërge op de begane grond (dag en nacht) en een variëteit aan typen appartementen (inrichting en omvang). Woongenot is niet voor ieder een 3-kamer appartement. De begane grond is open (en dus overdekt, praktisch tegen regen en felle zon) en vormt een geheel met het park.

Anno 2016 heeft het concept van Costa niets aan actualiteit ingeboet. Hoewel de bevolkingssamenstelling duidelijk veranderd is tussen mijn bezoek in 1990 en 2016 – verouderd dus maar ook veel jonge gezinnen – zijn de leefbaarheid, de ruimte, de variatie nog steeds een verademing (of nu meer nog dan toen) en hebben woongenot, ontspanning en sociale functies niets aan betekenis ingeleverd. Een micro maatschappij, waarin men moet, nee wil, participeren; een gemeenschap dus.

Hoe anders is het gesteld met de wijk in Nederland. Na de bloemkool kwam Vinex, die participatie tussen burgers in de kiem smoorde, mede vanwege twijfels over de (toekomstige) kwaliteiten van de bloemkoolwijk. Met name ‘experts’ stelden (en stellen) vragen bij die toekomst en wezen (en wijzen) op gevaren als verloedering, gettovorming e.d.. In 2006 publiceert de Stichting Experimentele Volkshuisvesting (SEV) ‘Stop de verloedering’ en werden bloemkoolwijken ‘verdwaalwijken’ genoemd. Studies, zoals ‘De Bloemkoolwijk een getto?’ in 2007 tonen aan dat bewoners, die in die bloemkolen wonen, tevreden zijn en er zich thuis voelen: thuis in hun wijk! Ook met de kwaliteit van de wijken gaat het goed. Ze staan er beter voor dan andere wijken, zo leert dat onderzoek. Hoewel niet uit te sluiten is dat er zich problemen gaan voordoen, met name (auto)overlast, bevestigt onderzoek in 2013 dat de bewoners van bloemkoolwijken (nog steeds) zeer tevreden zijn over hun wijk. Zij waarderen de kleinschaligheid, knusheid en het groen. Mooi toch?

Blijkbaar niet helemaal. ‘Experts’ (architectenbureaus, projectontwikkelaars en ‘slogan’ bestuurders) zijn negatief en wijzen naar de bloemkoolwijken als toekomstige Vogelaarwijken (als iemand nog weet wat dat zijn). Hun ‘deskundig oordeel’ is – zo blijkt ook uit onderzoek – zelden gebaseerd op eigen informatie en onderzoek; het is van horen zeggen. Zelfs de SEV heeft twijfels over het oude troetelkindje. De ‘experts’ pleiten voor een frisse wind en een nieuwe visie: renovatie dus. En die renovatie komt want daarmee wordt een architecturale (of is het karikaturale?) bijdrage geleverd aan de participatie maatschappij. Is dat nu participatie architectuur in Nederland?

Author: Wim van den Heuvel

W.J.A. (Wim) van den Heuvel is born in Nuenen, the Netherlands. He is professor emeritus of the University of Groningen and of Maastricht University, the Netherlands, but still works as advisor/consultant/researcher. After Grammar School (Dutch: ‘Gymnasium’), he got his masters in Sociology and his PhD (thesis on ‘Adjustment in Nursing Homes’) at Radboud University Nijmegen. After assistant Professor at the Institute of Social Medicine, and of the Gerontology Centre, Radboud University Nijmegen (1969-1975) he was pointed as Director of the Institute of Social Oncology (Dutch Cancer Society, KWF), Amsterdam (1976 -1980). In 1979 Queen Juliana appointed him as Professor of medical sociology, University of Groningen, Faculty of Social Sciences and Faculty of Medicine. In 1989 he also became Scientific Director of the Northern Centre for Health and Research University of Groningen. In the period 2000-2005 he was working as Professor in Rehabilitation and Handicap Maastricht University, Maastricht, also acting as Director General Institute for Rehabilitation Research and as Scientific Director of Research school of Primary Health Care Research (CaRe), Maastricht University. He was visiting professor at Syracuse University USA (1975), the University of Vienna, Austria (1997) and Titu Maiorescu University, Bucharest, Romania (2008). Besides visiting professorships he made study tours to Brazil, Australia, China, Cuba, India, New-Zealand and USA. During his professorship he supervised successfully 61 PhD students. He was project leader of various international research and development projects (financed by EU or the Dutch Ministry of Foreign Affairs), including subjects like developments of primary health care, palliative care, home care for the aged, primary health care, care for specific diagnosis like cancer, rheumatoid arthritis, and spina bifida. These projects included researchers and practitioners from Belgium, Croatia, Czech Republic, France, Germany, Greece, Ireland, Italy, Norway, Poland, Romania, Slovenia, Slovakia, Sweden, Switzerland, and United Kingdom. He received various rewards, including Academy Medal University PJ Safarit, Kosice, Slovakia, Honorary member of Romania Society of Family Medicine/General Practice, Romania, Honorary member of the European Society of Health and Medical Sociology, Honorary member Academy of Medical Sciences, Romania, Academy Medal University of Groningen, The Netherlands, Officer in Royal Order Oranje Nassau, The Netherlands, Siglium University of Krakow. He chaired – and still chairs - various national and international committees all related to scientific research in health care and gerontology.

Leave a Reply

Your email address will not be published.


Required