Een nieuwe lente, een nieuw geluid? Ja, een referendum met als doel de democratie te stimuleren. Maar is het geen Januskop? Een nieuwe lente doet hopen ….
Met een referendum vragen de volksvertegenwoordigers naar de mening van burgers over wetgeving (een beleidsvraag dus). De burgers gaan stemmen om aan te geven of zij voor of tegen zijn of geen mening hebben. In Nederland moet een landelijk, raadgevend referendum worden gehouden als het verzoek daartoe door minimaal 300.000 burgers wordt ondersteund, maar voor bepaalde wetten (zogenaamde rijkswetten) kan dat nooit. Wil de uitslag van zo een landelijk referendum geldig zijn dan is een opkomst van minimaal 30% van de burgers vereist. Dat is een vreemde voorwaarde. Bij verkiezingen van gemeenteraden of Tweede Kamer wordt geen minimum eis gesteld. Waarom dan hier 30%? Dat percentage garandeert geen representativiteit of een absolute meerderheid van stemmers. Komt minder dan 30% dan was alles voor niets. Maar als de opkomst de uitslag van het referendum geldig maakt, dan nog kan het parlement besluiten, indien de meerderheid de wet afwijst, de wet opnieuw in stemming te brengen (in het parlement) en (weer/alsnog) goed te keuren (de escape route) en is alle moeite opnieuw voor niets.
In het Nederlandse democratisch stelsel is de stem van de volksvertegenwoordigers doorslag gevend. De stem van het volk wordt gehoord door reguliere verkiezingen, niet door protesten, relletjes of reacties op twitter. Die reguliere verkiezingen beogen vertegenwoordigers van het volk te kiezen, die namens alle burgers beslissingen ten goede of ten kwade nemen. Een regering is gemachtigd voorstellen voor beleid te doen (voor inkomsten en uitgaven, voor infrastructuur, verhouding met andere landen, normen en waarden die in een land gelden e.d., vastgelegd in wetgeving, nationaal en internationaal) die door de volksvertegenwoordiging al dan niet worden goedgekeurd. De vertegenwoordigers van de burgers, niet de burgers zelf, hebben het laatste woord. Ook al is er een raadgevend referendum.
De keuze om democratie via volksvertegenwoordigers in te voeren heeft naast praktische (organisatie en aantal inwoners dat zeer frequent – enkele keren per week – moet stemmen over een beleidsvoorstel; als een wet onderdeel is van internationale verdragen moeten deze bij verwerping ontbonden worden en dat schaadt internationale afspraken etc.) ook inhoudelijke redenen (expertise op het gebied van wetgeving, financiering e.d.). Niet dat niet iedere burger volksvertegenwoordiger kan worden. Natuurlijk, maar zelfs de grootste schreeuwer zal vroeg of laat – behalve als die het schopt tot dictator – kennis van zaken moeten hebben om tot een democratische besluitvorming te komen. Een nieuwe volksvertegenwoordiger wordt geschoold in het vak en voor de uitoefening van dat vak betaald. Die volksvertegenwoordiger is dus meer dan een stemmer; het is een expert (of behoort dit althans na enige tijd te zijn). Er zijn spelregels waar vertegenwoordigers van de burgers zich aan te houden hebben. Het is niet vrijblijvend.
Een wet goed of af keuren vraagt om meer dan een druk op een knop (voor of tegen) in een stemhokje. Het komt aan op rechtvaardigheid, consistentie, gelijkheid en uitvoerbaarheid. Argumenten worden op juistheid en relevantie uitgewisseld, die alles wegend, een stem voor of tegen bepalen. Het is dus niet ‘zomaar een mening’. Is die afweging, gebaseerd op kennis, consistentie en uitvoerbaarheid ook gegarandeerd in dat stemhokje van het referendum of wordt de keuze bepaald door de ‘stemming’ van een boze, bange of bezorgde burger (4b)? Blijkbaar twijfelt hier ook de volksvertegenwoordiging: waarom anders een escape route? Is het feit dat niet voor alle wetten een referendum kan worden aangevraagd ook niet een teken van twijfel? En wat te denken van die drempel van 30%?
Dat er sprake is van 4b, onvrede, is maatschappelijk gezien interessant en kennis over de achtergronden daarvan zijn politiek zeer relevant. Maar daar komt een referendum niet achter. Het referendum registreert een druk op de knop. Gedegen opinieonderzoek kan de oorzaken van 4b bloot leggen. En daar kunnen de volksvertegenwoordigers heel wat van leren.
In plaats van zo een gedegen onderzoek kiezen de Nederlandse volksvertegenwoordigers voor een raadgevend referendum: een zoethoudertje en een verkeerde weg. Het schaadt het vertrouwen in die volksvertegenwoordiging: zij weten blijkbaar niet wat hen, die zij vertegenwoordigen, bezig houdt of wat die burgers denken/willen/voor staan of – nog erger – zij doen alsof ze die mening serieus nemen, maar alleen zolang het uitkomt (de escape route) of – nog erger – zij schuiven hun verantwoordelijkheid als volksvertegenwoordigers af.
Maar er nog een ander probleem: wat te denken van burgers die meedoen aan referendumspelletje? Tonen zij niet expliciet een wantrouwen tegenover hen die zij gekozen hebben?
Met het raadgevend referendum ligt de bijl aan de wortel van het Nederlands democratisch bestel. De ironie wil dat een partij die zich democraten noemt (maar dat was in 66) de aanstichter van zoiets is. De meerderheid van het Nederlandse parlement heeft dat echter goed gevonden ‘denkend’ (?) dat op die manier de burger meer bij het democratisch proces wordt betrokken.
Misschien is het tijd voor een referendum over het parlement? Maar dat is verboden! Zo toont het parlement zijn Januskop. Wie hoopt nog op een nieuwe lente?