Recentelijk mocht ik op congresbezoek in Roemenië: over palliatieve zorg, over zorg voor ouderen en over eerste lijn; over ‘transities’ van mensen en zorg. Daar is veel over te vertellen. Tijdens mijn rondreis door Roemenië werd ik nog meer gegrepen door een ander transitieproces: van ‘plan economie’ naar ‘vrije economie’. En in het bijzonder door de vraag: verloopt dat ‘transitieproces’ in Roemenië anders dan in andere voormalige ‘Oostblok landen’? En zo ja, waarom? Het antwoord op de eerste vraag is gemakkelijk te geven; het antwoord op de tweede vraag vereist een uitgebreide studie. Rondreizend door Oost Europa is de vooruitgang in infrastructuur, ook in Roemenië, zichtbaar en meetbaar, maar het tempo van deze verbeteringen is in Roemenië langzamer dan in Hongarije, Polen of Slowakije. Het democratiseringsproces staat in Roemenië nog in de kinderschoenen, terwijl dit in andere ‘oost blok landen’ de puberteit voorbij is en het politieke spel steeds meer op ‘westerse democratieën’ lijkt. Vooruitgang dus?
In gesprekken met Roemenen over de voortgang van hervormingen (politiek, democratie, sociale zekerheid) komt de (onbekende) invloed van het vroegere ‘partijkader’ tot de dag van vandaag steevast aan de orde. Mogelijk moet een verklaring voor het anders verlopende transitieproces in Roemenië gezocht worden in de ‘gebeurtenissen van december 1989’, die niet de revolutie brachten waar de bevolking op had gehoopt. Deze ‘gebeurtenissen’ waren al enige jaren eerder begonnen en met Kerstmis 1989 afgerond. Jan Willem Bos, Roemenië kenner en tolk/vertaler, wijst op de onduidelijkheden rond de ‘gebeurtenissen van december 1989’ als mogelijke verklaring voor het moeizaam verlopende transitieproces ( ‘Mijn Roemenië’). Hij vraagt zich af of er in december 1989 wel een revolutie plaatsvond of was het een staatsgreep.
Er zijn goede gronden om de betekenis van de‘revolutie van 1989’ kritisch te bezien. In 1990 – enkele maanden na de ‘revolutie’ – deed Silviu Brucan een voorspelling die in Roemenië veel stof deed opwaaien: de Roemenen zouden 20 jaar nodig hebben om aan democratie gewend te raken. Tegenwoordig wordt de juistheid van zijn voorspelling alom erkend.
Silviu Brucan (geboren als Saul Bruckner) was niet de eerste de beste. Hij was reeds jong een overtuigd communist van de oude stempel en bekleedde diverse belangrijke posities onder het oude regime, ook onder Ceausescu met wie hij in 1987 in conflict kwam. Hij was hoofdredacteur van ‘La Scinteia’ ( De Vonk) vanaf 1944, baas van de staatstelevisie in de jaren vijftig en zestig (er was alleen maar staatstelevisie), ambassadeur in de VS en bij de VN en leerstoelhouder in ‘Wetenschappelijk Socialisme’ aan de Medische (!) Universiteit in Boekarest.
Hij was een voorstander van de Perestrojka van Gorbatsjov. Dit bleek onder meer uit de publicatie in de International Herald Tribune in 1987, waarin hij kritiek gaf op de gewelddadige onderdrukking van de opstand in Brasov (die overigens amper de internationale pers had gehaald). Zijn kritiek resulteerde in huisarrest, maar zijn netwerk (in Securitate) maakte het mogelijk een paspoort te verkrijgen waardoor hij in 1988 zes maanden in de VS kon verblijven. In het voorjaar van 1989 was hij een van de zes ondertekenaars van de ‘Brief van Zes’, die werd uitgezonden in het westen en waarin het beleid van Ceausescu werd bekritiseerd. Tijdens de revolutie eind 1989 en begin 1990 speelde hij een belangrijke rol – grotendeels onzichtbaar voor buitenstaanders – bij de veroordeling van de Ceaucescu’s en vormgeving van de nieuwe ‘democratische structuur’. Met zijn inzichten in de ‘politieke verhoudingen’ in de Roemenië kon hij de juiste voorspelling doen over de minimale duur van het democratiseringsproces na de ‘revolutie’. Hij stierf in 2006. Na zijn dood zei de huidige president Basescu, dat Brucan gelijk had met zijn voorspelling. Dus tot dan was het democratiseringsproces naar de mening van de zittende president nog niet gelukt.
Waarom het transitieproces en het democratiseringsproces in Roemenië anders verlopen dan in Hongarije, Polen of Slowakije, is een vraag voor historisch onderzoek. Naast de vraag over de aard van de gebeurtenissen tussen 1987 en begin 1990 zijn er andere verklaringen. De ‘eigen cultuur’ van de Roemen met hun ‘Romeinse wortels’ tegenover de ‘Slavische cultuur’ is als verklaring aangedragen, maar gaat voorbij aan de invloed van het Communistische tijdperk en aan de sterke overeenkomsten tussen ‘Balkan landen’(de ‘Balkan cultuur’).
Een andere verklaring ligt in een uitspraak van Brucan. In een interview in 1998 heeft hij gewezen op de rol van Securitate na de revolutie. De veiligheidsdienst zou alle sleutelposities in parlement, media en regering in handen hebben gehouden. In de documenten van de veiligheidsdienst, die pas in 2006 (!) openbaar werden, is daar (natuurlijk?) weinig over terug te vinden.
Mogelijk is de wijze, waarop het ‘westen’ de veranderingen in Roemenië begeleidde, een andere verklaring. Jan Willem Bos wijst in zijn liefdevol en boeiend boek ‘Mijn Roemenië’ op de overhaaste privatisering en het ‘inhalige kapitalisme’ (een tautologie?) waardoor respect voor geld (en dus macht?) in Roemenië groter is dan respect voor recht.
Een Roemeens gezegde luidt: ‘De grote moeilijkheid is om eerlijk te blijven wanneer niemand eerlijkheid nog waardeert.’ Corruptie is dan moeilijk uitroeibaar en ligt in het verlengde van de (sluikse) ruilhandel onder het Ceausescu regime. Met de extern (met name door de wereld bank) sterk gestimuleerde privatisering begin jaren negentig zonder een adequaat functionerend toezicht moet een democratiseringsproces moeizaam verlopen. De ondoorzichtige privatisering was geen keuze van de Roemenen.
Mogelijk is het begrip democratie en de wijze, waarop dat in ‘westerse landen’ wordt begrepen een verklaringsbron. Alexis de Tocqueville (‘Democratie: wezen en oorsprong’) omschrijft democratie niet alleen als het algemeen kiesrecht in een rechtsstaat, maar ook als een rechtsstaat waarin sociale gelijkheid centraal staat. Deze sociale gelijkheid bepaalt de wetten en de politieke betrokkenheid van de burgers. Het laatste leidt tot gedeelde denkbeelden, gemeenschappelijke emoties en onderlinge verbondenheid. Misschien was het dat laatste wat de Roemenen van het democratiseringsproces verwachtten. Het ‘despotisme’ van de oude elite bleef bestaan. Volgens de Tocqueville is het gevolg van despotisme dat de burger zich terugtrekt in zijn private domein “nadenkend over een klein onderwerp: zichzelf”. En de Tocqueville verder volgend: de nieuwe rijken (dankzij de privatisering) kennen niet de relativering van rijkdom en bezit. Ze zijn zelf veelal arm geweest en daarom angstig ‘hun bezit’ te (kunnen) verliezen. Hun leven draait (alleen) om materiële welvaart. De ‘nieuwe elite’ is het Roemeense spreekwoord vergeten: “Als je hebt gegeven, vergeet het; heb je echter genomen, onthoud het dan”.
Misschien wordt het democratiseringsproces wel te pessimistisch ingeschat. Immers Roemenië is in 2004 tot de NAVO toegetreden en in 2007 tot de EU. Het is een ‘westers’ land. Maar een westers land dat van Nederland anno 2011 niet tot de Schengen landen mag worden gerekend, al heeft dat weinig te maken met de feitelijke situatie in Roemenië.
In 1998 publiceerde Brucan zijn biografie ‘From Capitalism to Socialism and Back again’. Het kapitalisme heeft – blijkbaar ook naar de mening van Brucan – zeker gezegevierd in Roemenië.
De weg naar democratisering is echter lang. De vooruitgang in Roemenië – ook in recht en democratie – is zichtbaar en meetbaar. Roemenië is verder; 20 jaar verder; verder ook dank zij de steun van de Nederlandse overheid (in het verleden) en burgers. Dezer dagen blijken Nederlandse politici dat niet te (willen) zien; zij zijn minder ver. Misschien is het goed als zij de Tocqueville eens lezen.