Er komt de laatste jaren veel over oude Nederlandse burgers heen. Er wordt ‘bezorgd’ over hen gesproken, gepland, gerekend, geklaagd, gescholden ….. De boodschap aan hen is: het kan zo niet langer, het moet anders, het wordt onbetaalbaar. Gevolgd door ‘heldere adviezen’ over wat de oude Nederlandse burger geacht wordt te doen: inschikken, meebetalen, participeren, het zelf uitzoeken ….
Kortom, de ouderen moeten veranderen en daartoe verandert het beleid de zorg en ondersteuning aan oude mensen. Ook voor hen geldt: wie niet horen wil, moet maar voelen. Zij worden weliswaar niet gehoord, maar dat is geen reden om ze niet te laten voelen.
Op bijeenkomsten met oude burgers (en dat zijn meestal de actiefste, de meest betrokken deelnemers aan de gewenste participatiemaatschappij; terzijde: het begrip participatiesamenleving is niet alleen een tautologie, maar belemmert een fundamentele analyse van de huidige maatschappelijke vragen ) blijkt dat dit ‘maatschappelijk debat’ de oude Nederlandse burgers niet in de koude kleren gaat zitten. Betrokken als zij zijn (en waren) bij maatschappelijke vragen, leiden de ‘beleidsoplossingen’ tot veel vragen en onzekerheid. Niet, omdat zij niet willen meedoen en niet bereid zouden zijn tot verandering. Integendeel, zo blijkt uit de discussies op deze bijeenkomsten. Het probleem zit in de oppervlakkige (tegenstrijdige) analyses, die blijkbaar tot ‘nieuw beleid’ nopen.
Nog niet zo lang geleden berekende de toenmalige minister van Volksgezondheid dat de zorg voor oude Nederlanders problematisch zou worden door het gebrek aan menskracht om voor oude mensen te zorgen. Het ging niet om het geld, maar om de handen. Simpelweg: er waren binnenkort niet genoeg handen. Slapeloze nachten had de minister, zo vertelde hij regelmatig. Misschien zou de technologie het kunnen oplossen? Robotverpleging? De berekende tekort aantallen waren ook goed voor een nachtmerrie: bijna een half miljoen paar handen moest erbij komen in het komende decennium om de zorg aan oudere en kwetsbare burgers verantwoord te kunnen leveren.
Naast de ‘technologie’ wezen adviezen van hooggeleerden en bestuurders in de zorg in een andere ‘oplossingsrichting’: de ouderen moeten zichzelf ‘in dekken’ voor de zorg; spreek hen aan op hun eigen verantwoordelijkheid. Lastig voor die oude burger van nu. Immers dezelfde oude burger, die nu gevraagd wordt het zelf te regelen, is eerder gevraagd om te betalen voor de zorg van andere, kwetsbare mede burgers en de overheid zou die zorg dan regelen. Decennia lang hebben die nu oude burgers dat ook braaf gedaan. Dat was blijkbaar stom en inmiddels een asociale daad. De minister had de nachtmerries in 2008-2009.
Wat blijkt anno 2013: er is te veel personeel. Althans, zorgaanbieders gaan zorgpersoneel ontslaan. Alleen al voor de verzorgingstehuizen zou het om 30.000 ontslagen gaan. Als dat niet tot verwarring leidt, is tenminste verbazing niet verwonderlijk.
De verbazing leidt tot onrust als blijkt, dat de geopperde ‘oplossingsrichting’ van enkele jaren geleden werkelijkheid worden. Het argument is niet het tekort aan personeel. Maar tekort aan centen. Via hervormingen van zorgarrangementen (minder aanspraken) en verschuiving van verantwoordelijkheden (van centraal naar decentraal) met als argumentatie, dat dicht bij de burger het best bezien kan worden wat echt nodig is, wordt de kwetsbare burger inmiddels via ‘keukentafelgesprekken’ ‘uitgenodigd’ om aan te geven of het niet wat minder kan. Vroeger wist ‘Den Haag’ wat goed was voor de burger, nu de plaatselijke bestuurder, die de kwetsbare burger het vuur aan de zere schenen legt. Immers, de operatie van centraal naar decentraal gaat gepaard met vermindering van het budget van de zorg. De ontslagen in de zorg passen in dat ‘nieuwe beleid’.
Verbazing, verwarring leiden tot onzekerheid bij oude burgers over hoe het nu moet als men (nog meer) zorg nodig heeft. Men doet al veel zelf. Er is veel vrijwilligerszorg en mantelzorg, dat voor rekening komt van oude burgers. Zonder die informele zorg zou het gehele zorgsysteem imploderen. Maar het moet meer, want anders wordt het onbetaalbaar. De burger begrijpt dat niet helemaal, als zorginstellingen (evenals de zorgverzekeraars) inmiddels wel forse winst maken. Onbetaalbaar voor wie? De burger begrijpt evenmin waarom de zorg niet aansluit bij wat hij nodig heeft. Onderzoek toont aan dat patiënt en mantelzorger eensgezind zijn over wat de behoefte aan zorg is, maar de zorgaanbieder offreert andere pakketten. Is de zorg bedoeld voor de zorgaanbieder?
De ernstigste consequentie van het inconsistent beleid, de eenzijdige analyses en de daaruit blijkende ‘onverschilligheid’ bij overheid, zorgaanbieders en zorgverzekeraars is dat de onzekerheid bij oude burgers omslaat in angst.
Op genoemde bijeenkomsten vertellen oude mensen, die al dan niet met hun gebreken ook nog mantelzorg of vrijwilligerswerk doen, dat zij bang zijn: bang voor de toekomst, bang voor hoe het moet als ze (nog) minder kunnen; bang voor de zorgaanbieders; bang voor in de steek gelaten te worden door de overheid, die zij decennia lang hebben toevertrouwd om zorg te (blijven) dragen voor een goed zorgarrangement. Angst ook voor de participatiemaatschappij, waarin zij niet welkom zijn, waarin zij worden uitgescholden en meer en meer gediscrimineerd. Die angst verlamt, tast velerlei vormen van mobiliteit aan, bedreigt hun gezondheid, lichamelijk en geestelijk.
Die angst is te meer begrijpelijk, als blijkt dat ook de overheid niet de consequenties van de beleidsvoornemens kent. Omdat de overheid het niet weet, heeft de overheid het Sociaal en Cultureel Planbureau verzocht dit (proberen) uit te zoeken. Daartoe heeft het SCP de zorgtrajecten (waar hebben oude mensen hoelang gebruik van gemaakt) van oude burgers over de laatste tien jaar in kaart gebracht om daarin ‘patronen’ te ontdekken. Het SCP beschrijft 5 zorgtrajecten over de periode 1998-2008. Geeft dat antwoord op de vraag van de overheid? Nee. Immers, die patronen zijn van ‘voor de crisis’, met een regelgeving die fundamenteel anders was (bijvoorbeeld, geen marktwerking), maar bovenal zijn die patronen niet de eigenlijke vraag van de overheid. De eigenlijk vraag is: kan uit de gevonden patronen (misschien) worden afgeleid welke factoren het zorggebruik beïnvloeden. Wat de overheid wil weten is hoe het zorggebruik verder teruggedrongen kan worden. De eenvoudigste en goedkoopst oplossing is om mensen snel dood te laten gaan als ze zorg nodig hebben. Dat is natuurlijk (nog) niet aan de orde. Een andere, voor de hand liggende oplossing is om meer te investeren in preventie en burgerschap. Maar zo een oplossing past niet bij het huidige korte termijn ‘incidentenbeleid’. De vraag, die de overheid aan het SCP stelt, is echter wel beangstigend. Het gaat de overheid er blijkbaar niet om ‘hoe de zorg zo optimaal mogelijk te verlenen en te verdelen’ (een vraag, die men in een ‘ageing society’ als eerste zou mogen verwachten van een overheid), maar ‘hoe het zorggebruik te terug te dringen’. Voor de kwetsbaarste burgers wil de overheid nog wel een noodverband aanleggen, tenminste als de gemeente dat nodig vindt.
Simone de Beauvoir schreef bijna een halve eeuw geleden: als men het niveau van de beschaving van een land wil vast stellen, kijk dan hoe dat land met oude burgers om gaat. De analyses en oplossingsrichtingen die in Nederland worden verkend zetten vraagtekens bij de Nederlandse beschaving. Het is inderdaad beangstigend om nu oud te zijn.