Veranderingen in de zorg gaan gepaard met veel extra vergadertijd, veel extra inzet van professionals voor niet-zorg taken, veel onzekerheid en veel extra geld. Dat alles om de kosten in de zorg in de toekomst ‘beheersbaar’ te maken. Een bezuinigingsoperatie die extra geld kost. Het lijkt op de oude grammafoonplaat van minister Klink: betere kwaliteit leidt tot goedkopere zorg en/of omgekeerd.
Tot nu toe is die beheersbaarheid – na de invoering van de ‘stelselwijziging’ – niet gelukt.
Staatssecretaris van Rijn stelt dat het daarnaast ook de bedoeling is de zorg beter te maken! Dat is opmerkelijk. De kwaliteit wordt niet per se beter door de veranderingen in de zorg, maar het is wel de bedoeling. De beleidsmaatregelen over de hervormingen en decentralisatie in de (jeugd en langduring) zorg richten zich op kostenbesparing. Kwaliteitsverbetering is mogelijk een ‘bijvangst’, maar het zou ook achteruit kunnen gaan met de zorg; geen goede zorg, maar onvoldoende zorg. In de troonrede 2014 zegt de koning: ‘goede zorg is een basisvoorziening’. Ouderenorganisaties wijzen erop dat die basisvoorziening niet meer zeker is.
Nu is verbetering van kwaliteit of zelfs handhaving in de zorg niet eenvoudig. Dit heeft te maken met het begrip kwaliteit, maar ook met de ‘aansturing’ van kwaliteitsbevordering.
Diverse partijen hanteren verschillende omschrijvingen van kwaliteit en daarmee is niet eenduidig vast te stellen wanneer er sprake is van kwaliteitsverbetering. Evenmin is duidelijk welke gewichten moeten worden toegekend aan de structuur van de zorgorganisatie, aan het proces van zorgverlening en aan de uitkomsten van de zorg om te kunnen spreken van verbetering in kwaliteit van de zorg. Levert een zorgorganisatie die kwaliteitsmanagers in dienst heeft en over veel kwaliteitsprotocollen beschikt, maar een tekort heeft aan geprofessionaliseerd zorgpersoneel ‘betere zorg’ dan omgekeerd? Is veel post-operatieve sterfte in een ziekenhuis een teken van slechte kwaliteit of is de tevredenheid van de patient met de zorg belangrijker? Bij deze laatste vraag treedt er bovendien waarschijnlijk een bias op: de meest ontevredenen kunnen het niet meer vertellen. Het blijven appels en peren. N.a.v. een Europees project enkele jaren geleden is opgemerkt dat protocollen om te komen tot kwaliteistverbetering zich voornamelijk richten op de manangementprocessen in de zorg en minder op het handelen van zorgprofessionals of de rol van de patient. De in Nederland door beleidsmakers veel geroemde Consumer Quality Index (CQI) stelt de rol van de consument centraal, maar voor zorgprofessionals zijn vermijdbare complicaties (decubitus, ondervoeding, polyfarmacie) zeker zo belangrijk.
In het proefschrift ‘Trinity of Quality Improvement’ wordt vastgesteld dat er in de ouderenzorg een aansturingsprobleem is bij de acties om kwaliteit te verbeten. Deze acties zijn veelal routinematig en organisatie gericht is en leiden niet tot verbeteringen in de zorg! Grote instellingen ondernemen meer acties voor kwaliteitsverbeteringen, maar dat leidt niet tot meer tevreden klanten. Soms neemt de cliëntwaardering af na verbeteracties. Het circus van verbeteracties bijt in de eigen staart.
Misschien is het beleidsmatig wel verstandig niet te richten op kwaliteitsverbetering in de zorg, maar op beheersbaarheid van zorgkosten. De vraag blijft dan nog wel: hoelang is goede zorg nog beschikbaar?