Marktwerking in (semi)publieke dienstverlening, in het bijzonder de zorg ooit geadverteerd als oplossing om de toegankelijkheid en kwaliteit van zorg in stand te houden, heeft geleid tot een toenemende ongelijkheid en onzekerheid. Sociaaleconomische gezondheidsverschillen zijn niet afgenomen en de toegankelijkheid tot de zorg is niet toegenomen. Ouderenzorg en jeugdzorg staan in kwantiteit en kwaliteit in de tocht; daar gaan zeker slachtoffers vallen. Nu mogen gemeenten een deel van het vuile werk opknappen (met minder budget).
Het dreigend tekort aan personeel in de zorg (de slapeloze nachten van minister Klink) vanwege de vergrijzing blijken klinkklare onzin (zoals eerder in blogs aangegeven). Tot in 2010 is het aantal werkers in de zorg bovenmatig toegenomen en anno 2014 worden ze boventallig ontslagen.
De kosten in de zorg zijn toegenomen; zorgaanbieders boekhouden creatief of stoppen ermee of omdat ze het ‘niet meer zien zitten’. Nieuwe ‘zorgaanbieders’ zien hun kans schoon nu winst mag (of moet?) in de zorg.
Ziektekostenverzekeraars weten hoe dat moet; ze hebben een ruim overschot aan liquide middelen en maken winst, dus stijgen de ziektekostenpremies ieder jaar (de markt werkt altijd).
Kortom de mensen in de zorg staan op verlies en zij die de zorg financieren op winst.
Het verlies in de zorg blijkt ook uit het functioneren van de onafhankelijk toezichthouder voor de zorg (NZA). De NZA, in 2006 ingesteld bij het in werking treden van de ‘zorgmarkt’, treedt op als toezichthouder van de zorgmarkten stelt en ook de regels op voor de zorgsector. De zorgmarkt is een gereguleerde markt en daar valt veel te regelen en dus ook te sjoemelen. Vanaf de oprichting zijn er twijfels geweest over de verenigbaarheid van taken van de NZA. Het was een klokkenluider begin 2014 die wees op de onverenigbaarheid. Negen maanden later en na zijn dood blijkt zijn gelijk.
Alleen kritiek? Zijn er geen pluspunten? Jazeker, Nederland staat al jaren bovenaan als het gaat om de beste gezondheidszorg. Menig zorgkoopman en beleidsmaker hameren op ‘onze koppositie’: ‘we doen het lang niet zo slecht als sommigen ons willen doen geloven’. Integendeel, we zijn de beste in Europa en daarbuiten; vraag het de ministers van Volksgezondheid maar (de vorige en de huidige).
Het zijn vooral hardroepers; het stelt het gemoed van ambtenaar en ondernemer gerust. Uit de ‘koppositie’ blijkt maar weer hoe goed NL het geregeld heeft.
Misschien is het gebrek aan kritische (analyse)vermogen van bestuurders en beleidsmakers in de zorg wel het meest zorgelijk en de verklaring voor het verlies in de zorg. Over de validiteit en inhoud van het ‘internationale onderzoek’ , waaruit de koppositie van NL in de zorg blijkt, wordt niet gerept. Reeds in 2009 heb ik hierop gewezen. Het is een vragenlijst over de tevredenheid van patiënten. Hoeveel zegt dat over de kwaliteit van de zorg? Er zit geen maat bij voor vermijdbare sterfte bijvoorbeeld (tja, die patiënten hadden niets meer te zeggen) of een indicator voor kosteneffectiviteit of voor wachttijd voor behandeling. Wel een maat voor tevredenheid over de wachttijd; achteraf valt dat altijd mee, zeker als je het kunt navertellen.
Het gebrek aan kritisch analysevermogen valt ook af te leiden uit de wijze, waarop wordt omgegaan met de signalen van de Inspectie voor de Gezondheidszorg: het zijn incidenten.
Journalisten analyseren de buitenkant van de zorg en krantenkoppen dragen dat uit: ‘winst stort in’, ‘stroppenpotten worden gevuld’, ‘massaontslagen in thuiszorg’.
Maar er is niet alleen kritiek; er zijn ook andere ontwikkelingen. Een echt pluspunt is dat betrokken burgers en werkers in de zorg zijn op zoek naar echte verbeteringen in de zorg. Op internet (Dutch Health Network) wordt opgeroepen om te praten over de echte problemen en te zoeken naar echte oplossingen. Dus niet: denken in (financiële/markt) hokjes, symptoombestrijding, verdedigingstactiek, sprong naar de volgende ballon. Maar wel: goed luisteren naar behoeften van zieken, naar klachten van cliënten, klanten en professionals serieus nemen, breder kijken naar oplossingen, oog voor veranderingen in behoeftepatroon en inzicht in veranderingen van clientèle.
Een echt pluspunt, want het is een discussie die raakt aan het wezen van de zorg. Zoeken – samen zoeken – naar het wezen van zorg en van daaruit nagaan hoe dat vorm te geven is de uitdaging. Wil het verlies in de zorg stoppen dan zijn antwoorden op vragen nodig; vragen als: wat is zorg; waarom is het wel/geen publieke verantwoordelijkheid en/of taak; wat valt onder individuele verantwoordelijkheid in de zorg en is dat (onder welke randvoorwaarden) realiseerbaar; wat is de rol van zorgprofessionals en welke competenties horen bij hen; wat betekent solidariteit in/voor de zorg.
Deskundigen (beleidsmakers, zorgaanbieders, zorgfinanciers) kennen alle antwoorden al; zij doen niet mee aan de discussie (het is een verbod). Het wordt een lange discussie; een discussie van de mensen om wie het gaat: burgers; zij zijn de echte aandeelhouders. Met de gezamenlijke inbreng van burgers kan verlies in de zorg winst worden.