In de vorige eeuw stierven oude mensen van ouderdom. Ouderdom was gewoon een reden om dood te gaan. Het leven was op. Ouderdom was geen ziekte, maar het laatste deel van het leven. Langzaam ging alles achteruit: de bejaarde werd vergeetachtig, snel moe, bewoog weinig, had geen trek in eten, praatte niet veel, zat te zitten of lag te liggen. Het wachten was op het laatste ‘zetje’, een verkoudheid, een infectie. God hielp, de dokter wachtte af. De familie bereidde zich voor. Het was een kunst om dood gaan als het leven op was. Dood gaan was geen schande of een teken van slecht zorg. De meeste mensen gingen ‘graag’ thuis gewoon dood.
Tegenwoordig wordt de oude mens – als het leven bijna op is – gediagnosticeerd als kwetsbaar. Er worden steeds meer kwetsbare ouderen ontdekt. Instrumenten zijn ontwikkeld om dreigende kwetsbaarheid op te sporen. Fragiele oude mensen moeten worden voorkómen, anders komen er te veel en dat kost te veel. Ouderdom is niet normaal. Ouderdom wordt gemedicaliseerd.
In ‘Agewise: fighting the new ageism in America’ wordt de medicalisering van de ouderdom beschreven. De Koninklijke Nederlandse Maatschappij tot bevordering van de Geneeskunde (KNMG) lijkt met het pleidooi voor ’sterke medische zorg voor kwetsbare ouderen’ medicalisering te ondersteunen. Dat kan als ouderdom een ziekte is. Daarbij moet worden vastgesteld wat voor ziekte. David Gems wijst in ‘Tragedy and delight: the ethics of decelerated ageing’ op het volgende dilemma. Enerzijds is behandeling van de ziekte ‘ouderdom’ een moreel noodzakelijke keuze om onnodig lijden te voorkomen met als neveneffect dat men niet dood gaat. Anderzijds is ouderdom een waarde op zich; ouderdom en de daarbij behorende dood moeten niet voorkómen worden.
Anders gezegd, de huidige behandeling van ouderdomsziektes, die het overigens niet noodzakelijkerwijze zijn, heeft primair als doel ‘lijden te verlichten’ (niet per se het leven te verlengen). De behandeling kan de dood vertragen met als maatschappelijk gevolg een steeds ouder wordende, afhankelijke populatie. De behandeling kan echter – in de toekomst – het oud worden vertragen en dat levert – individueel en maatschappelijk – voordelen op (langer leven in min of meer stabiele gezondheid en ‘zelfstandigheid’) en is om die reden nastrevenswaardig. De huidige ‘vergrijzingproblematiek’ speelt dan niet meer rondom 65-85 jaar maar rondom 120-140 jaar. Wat dat maatschappelijk betekent heb ik reeds twintig jaar geleden mogen schetsen.
Is dit een ‘goede ontwikkeling’? De evolutie ethiek ziet hoge ouderdom als strijdig met de natuurlijke ontwikkeling. Oud worden dient geen evolutionair doel. Oud zijn moet dan begrepen worden als een ziekte. Oud worden en oud zijn zijn medische problemen. De vraag is hoe de ouderdom dan behandeld moet worden of dient deze als (wenselijk) onbehandelbaar te worden gezien?
Er komen ook steeds meer bejaarde burgers; dat dreigt een maatschappelijke kwaal te worden volgens de ‘evolutie ethiek’. Dat kan een gevaarlijke les zijn als er niet snel een ‘middel’ wordt gevonden. De les in ‘Agewise’ is een andere: de huidige maatschappij zou weer moeten gaan leren hoe respectvol om te gaan met haar bejaarde, kwetsbare burgers. Ouderdom is geen ziekte. Ouderdom is deel van de levenscyclus en heeft zijn eigen waarde. Welke stellingname snijdt hout?
Onderzoek naar oud worden en oud zijn wint een beetje, maar te weinig aan betekenis. Onderzoek naar betekenisvol oud worden is schaars. Er wordt weinig onderzoek gedaan naar effecten van geneesmiddelen op kwetsbare ouderen. Technologisch onderzoek gericht op ouderen is nog amper een ‘markt’ ondanks stimuleringsmaatregelen. Discriminatie van ouderen neemt toe, maar krijgt geen onderzoeksaandacht. De vraag is zelfs of het verouderingsonderzoek zich wel op de juiste vragen richt. Het zal – zonder extra sturing en investering – nog lang duren voor antwoorden op bovengestelde vragen en dilemma’s bekend zijn. Is ouderdom een ziekte en wat voor een dan? Wat is de toegevoegde waarde van oud zijn in de menselijke ontwikkeling? Zonder dergelijke antwoorden is de vrees gerechtvaardigd dat de wijze waarop met ‘ouderdom’ (individueel, medisch, economisch, sociaal) wordt omgegaan erger is dan de ‘kwaal’.
De dood is dan weer ‘verlossing’ , maar nu uit mensonwaardige zorg. Maatschappelijk wordt de dood , als men dan toch dood gaat, verborgen. Niet vanwege de mensonwaardig zorg, daar is de samenleving inmiddels aan ‘gewend’. Het is een medisch falen. Zij schaden het imago van de experts en de zorginstellingen. Ziekenhuizen ‘verfraaien’ hun sterftecijfers, want men zou eens moeten denken dat …… Het scoort slecht op de ‘ranglijst van beste ziekenhuis’ en zorgverzekeraars kunnen het bij onderhandelingen tegen de aanbieder gebruiken. Alleen in verpleeghuizen kan men nog gewoon doodgaan, al is het daar meestal geen pretje.
Een alternatief is om de doden te verzwijgen. In sommige landen verbergt men – zo laten krantenberichten weten – de doden door ze administratief in leven te laten om zo hun pensioen of stem binnen te halen. Zo is het aantal honderdjarigen in Zimbabwe – met een gemiddelde levensverwachting van 48 jaar – 20 x hoger in vergelijking met Nederland. Zo heeft de ouderdom ‘evolutionair’ gezien toch nog een voordeel.